ECLI:NL:RBDHA:2023:10199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/6896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke kwestie. Verzoekers, bestaande uit de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en drie verzoekers met een V-nummer, hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 11 november 2022, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning zijn afgewezen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij partijen toestemming hebben gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er aanleiding is om het verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht toe te wijzen. Tevens is er gekeken naar de spoedeisendheid van de zaak, waarbij de belangen van verzoekers zijn afgewogen tegen die van verweerder. Verweerder heeft in een brief van 12 mei 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, maar dat verzoekers voorlopig niet mogen worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6896
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1],

V-nummer: [V-nummer],
[verzoeker 2],
V-nummer: [V-nummer]
[verzoeker 3],
V-nummer: [V-nummer], samen: verzoekers
(gemachtigde: mr. K.L. Sett),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: M. ten Bosch).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen voor een verblijfsvergunning van verzoekers afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
2. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder. [1]
3. Verweerder heeft in de brief van 12 mei 2023 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. [2] Verder heeft verweerder op grond van de wet zelf geen bevoegdheid de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten.
5. Nu partijen het er over eens zijn dat verzoekers voorlopig niet moeten worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,-
(1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekers uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 mei 2023.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vw.