ECLI:NL:RBDHA:2023:10195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2023 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 maart 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F. Ben-Saddek, en een tolk. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Egypte met de dood is bedreigd door gewapende mannen, die banden zouden hebben met de autoriteiten, na een incident met een waardevol beeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze bedreigingen nog steeds bestaan of dat de gewapende mannen daadwerkelijk banden hebben met de Egyptische autoriteiten. De rechtbank heeft verweerder in zijn standpunt gevolgd dat de situatie zich vijftien jaar geleden heeft voorgedaan en dat eiser in Egypte tot 2018 zonder problemen heeft verbleven. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4810
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Alnima. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [1992] . Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in 2008 in Egypte met de dood is bedreigd door een groep gewapende mannen, nadat hij een beeld van waarde had gevonden, meegenomen en vervolgens was kwijtgeraakt. In 2018 is eiser in Italië in verband met dit incident aangesproken op straat. Bij terugkeer naar Egypte vreest eiser voor de gewapende mannen, die banden hebben met de Egyptische autoriteiten. Eiser kan geen aangifte doen tegen de mannen bij de autoriteiten, omdat hij dan zelf strafrechtelijk zal worden vervolgd in verband met het beeld.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. betrokkene heeft een beeld gevonden en heeft daardoor problemen ondervonden.
3. Verweerder acht het element onder (1) geloofwaardig en het element onder (2) deels geloofwaardig. Verweerder gelooft wel dat eiser is bedreigd door de gewapende mannen in
verband met het beeld. Verweerder acht het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Egypte nog te vrezen heeft voor deze mannen. Verweerder gelooft ook niet dat de gewapende mannen banden hebben met de Egyptische autoriteiten.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet geloofwaardig acht dat de gewapende mannen banden hebben met de autoriteiten. Ter nadere onderbouwing van het bestaan van deze banden verwijst eiser in beroep naar zes internetartikelen. Verweerder dient deze algemene informatie in samenhang te bezien met de verklaring van eiser dat de mannen in jeeps zonder kenteken reden en dat zij hun gezichten hadden bedekt. Dit duidt op betrokkenheid van de autoriteiten. Eiser voert verder aan dat hij geen bescherming kan vragen bij de autoriteiten, omdat hij daarmee zelf het risico zou lopen om strafrechtelijk te worden vervolgd.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gewapende mannen banden hebben met de Egyptische autoriteiten. Uit de door eiser ingediende internetartikelen komt een algemeen beeld naar voren dat medewerkers van de overheid betrokken zijn bij de illegale handel in antiquiteiten. Verweerder heeft mogen aanvoeren dat dit algemene beeld onverlet laat dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval de bedreigers ook gelieerd waren aan de Egyptische autoriteiten. Zijn enkele verklaring dat de mannen in jeeps zonder kentekens reden en dat zij hun gezichten hadden bedekt, heeft verweerder daartoe onvoldoende mogen vinden. Van andere concrete aanknopingspunten voor het aannemen van de banden tussen de bedreigers en de overheid is op basis van eisers verklaringen niet gebleken. Hij heeft immers verklaard dat hij de mannen niet van dichtbij heeft gezien en dat hij niets van deze mannen weet.
7. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verweerder het standpunt heeft ingenomen dat niet aannemelijk is dat eiser nog te vrezen heeft voor de gewapende mannen in verband met het beeld. Verweerder heeft hiertoe redengevend mogen vinden dat de situatie zich ruim vijftien jaar geleden heeft voorgedaan en dat niet is gebleken dat eiser nu nog gezocht of bedreigd wordt in verband met het beeld. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat eiser tijdens een gehoor op 19 januari 2020 uit zichzelf heeft verklaard dat hij in 2014 is teruggekeerd naar Egypte en dat hij daar tot 2018 zonder problemen heeft gebleven. In dat verband heeft eiser nota bene verklaard dat hij van zijn inreis in Egypte stempels in zijn paspoort heeft. In de correcties en aanvullingen op dat gehoor heeft hij deze verklaring bevestigd. Aan eisers latere ontkenning van deze verklaring en aan de toelichting van eiser dat één en ander op communicatieproblemen met de toenmalige tolk berustte, heeft verweerder geen waarde hoeven hechten.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder al voldoende gemotiveerd dat eiser zijn vrees voor de gewapende mannen niet aannemelijk heeft gemaakt. Om die reden laat de rechtbank het geschilpunt over de vraag of eiser zich voor bescherming tegen deze mannen kan wenden tot de Egyptische autoriteiten onbesproken.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.