ECLI:NL:RBDHA:2023:10157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en deskundigenadvies
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaan, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had eerder, op 11 oktober 2019, een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 mei 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de eerdere asielaanvraag in rechte vaststaat, wat betekent dat het oordeel over de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas in de opvolgende procedure als uitgangspunt geldt. De rechtbank heeft de deskundigenadviezen van Bureau Documenten (BD) in overweging genomen, die concludeerden dat de overgelegde documenten ter onderbouwing van het asielrelaas niet betrouwbaar zijn. Eiser had geen contra-expertise overgelegd om de bevindingen van BD te weerleggen.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de asielaanvraag terecht was afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.