ECLI:NL:RBDHA:2023:10141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL23.19101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Armenië en medische zorg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Armeense vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting naar Yerevan, Armenië, die gepland stond op 11 juli 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvraag van verzoeker om uitstel van vertrek afgewezen, wat leidde tot een juridische procedure. Verzoeker stelde dat hij onder behandeling stond voor een ernstige depressieve stoornis en dat zijn medische situatie niet adequaat zou worden behandeld in Armenië. Hij verzocht de voorzieningenrechter om de uitzetting uit te stellen totdat zijn bezwaar tegen het bestreden besluit was behandeld.

De voorzieningenrechter overwoog dat de voorgenomen uitzetting als een handeling van een bestuursorgaan moet worden beschouwd, waartegen bezwaar openstaat. De rechter benadrukte dat de spoedeisendheid van de zaak vereist dat er zonder zitting uitspraak wordt gedaan, gezien de geplande uitzetting. De rechter beoordeelde of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had. Hierbij werd gekeken naar de medische adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA) en de voorwaarden voor de uitzetting.

Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had, omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat de medische zorg in Armenië niet zou voldoen. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de uitzetting van verzoeker en zijn gezin kon doorgaan zoals gepland. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19101

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

mede ten behoeve van zijn echtgenote en hun drie minderjarige kinderen,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 8 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen.
In het besluit van 26 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker hiertegen ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij tussenuitspraak van 19 juli 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, verweerder in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. [2]
Hierna heeft verweerder in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Verzoeker heeft vervolgens een schriftelijke reactie gegeven.
Bij uitspraak van 19 januari 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, het beroep van verzoeker gegrond verklaard, waarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. [3]
Bij uitspraak van 6 maart 2023 heeft de Afdeling [4] het door verzoeker ingestelde hoger beroep, ongegrond verklaard, waarbij ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. [5]
Verweerder heeft op 30 juni 2023 aan verzoeker meegedeeld dat hij voornemens is om verzoeker alsmede diens echtgenote en drie kinderen uit te zetten naar Yerevan, Armenië, op dinsdag 11 juli 2023 om 19:05 uur.
Verzoeker heeft tegen deze feitelijke uitzetting bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Armeense nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw wordt een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig voor de toepassing van Afdeling 7.2 van die wet met een beschikking gelijkgesteld. De voorgenomen uitzetting van verzoeker is als een zodanige handeling aan te merken. Daartegen staat aldus het rechtsmiddel van bezwaar open.
3. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [6] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Gelet op het feit dat de voorgenomen uitzetting van verzoeker en diens gezin naar Yerevan, Armenië, staat gepland op 11 juli 2023 om 19:05 uur, maakt de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik.
5. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter te bepalen dat de uitzetting achterwege blijft, zodat hij de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland kan afwachten. Verzoeker stelt dat verweerder het bestreden besluit om aan verzoeker geen uitstel van vertrek te verlenen, heeft gebaseerd op diverse adviezen van het BMA. [7] Hierin is overwogen dat verzoeker onder behandeling staat voor ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken en dat bij het uitblijven van deze behandeling dit op korte termijn zal leiden tot een medische noodsituatie. Volgens de adviezen is deze behandeling echter ook beschikbaar in Armenië en zal verzoeker kunnen worden uitgezet. Tijdens de reis zou verzoeker moeten worden begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige. Uit het BMA-advies van 5 oktober 2022 blijkt dat verzoeker direct na aankomst fysiek zal moeten worden overgedragen. Verzoeker heeft op 30 juni 2023 bij DT&V [8] navraag gedaan hoe aan deze reisvoorwaarde invulling wordt gegeven. DT&V heeft aangegeven dat verzoeker zal worden overgedragen aan de
medical serviceop de luchthaven. Verzoeker meent dat hiermee op onzorgvuldige wijze invulling wordt gegeven aan de door het BMA gestelde reisvoorwaarde. Daarnaast stelt verzoeker zich op het standpunt dat de huidige regelgeving in artikel 64 van de Vw niet in overeenstemming is met het arrest van Hof van Justitie [9] van 22 november 2022. [10] Verweerder dient naast de reisvoorwaarde zich er ook van te verzekeren dat verzoeker in Armenië de noodzakelijke zorg zal ontvangen. Er kan dan ook niet meer worden uitgegaan van de rechtmatigheid van de feitelijke uitzetting, omdat de situatie verschilt van zoals die was ten tijde van het bestreden besluit. Verzoeker stelt dat dit ook geldt voor zijn echtgenote en kinderen. [11]
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft.
7. Tussen partijen staat ter discussie of verzoeker bij uitzetting naar Armenië fysiek zal worden overgedragen aan een behandelaar (psychiater) en of verzoeker de noodzakelijke zorg daadwerkelijk ontvangt na uitzetting.
8. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [12] moet verweerder in het kader van het overdrachtsbesluit beoordelen of uit de door de vreemdeling overgelegde stukken volgt dat de overdracht leidt tot een schending van artikel 4 van het Handvest [13] en, indien nodig, welke concrete voorzorgsmaatregelen hij zal treffen om een dergelijke schending te voorkomen. Indien de feitelijke overdracht van de vreemdeling na een overdrachtsbesluit enige tijd op zich laat wachten en er wijzigingen plaatsvinden in de gezondheidstoestand, moet verweerder deze opnieuw (laten) beoordelen vóór de overdracht wordt uitgevoerd.
9. Uit het eerder door verweerder overgelegde verweerschrift van 18 oktober 2022 blijkt dat verweerder zich heeft laten informeren bij de DT&V over de voorwaarde van fysieke overdracht en directe voorzetting van de behandeling bij overdracht. Verweerder stelt daarbij dat de uitzetting niet zal plaatsvinden indien de medische overdracht en dus ook fysieke overdracht, niet kan plaatsvinden. In het BMA-advies van 5 oktober 2022 is door de medisch adviseur de reisvoorwaarde van een fysieke overdracht gesteld. Het is de voorzieningenrechter echter niet gebleken dat uit het BMA-advies van 5 oktober 2022 blijkt dat verzoeker ook daadwerkelijk fysiek dient te worden overgedragen aan specifiek een behandelaar (psychiater). Het standpunt van verzoeker dat hierdoor niet aan de gestelde reisvoorwaarde is voldaan, heeft dan ook geen redelijke kans van slagen.
10. Verder volgt uit het arrest Hof van Justitie van 22 november 2022 dat verweerder zich ervan dient te vergewissen dat verzoeker, wanneer zijn gezondheidstoestand het vereist, niet alleen de uitzetting zelf, maar ook daarna in het land van bestemming zorg ontvangt. Uit het verweerschrift van 18 oktober 2022 blijkt dat verweerder voor uitzetting eerst contact zal opnemen met
Avan Mental Health Center, 21 Acharyan Street, 1st Blind Alley. Daarbij worden met de betreffende psychiatrische kliniek afspraken gemaakt over de datum en de wijze waarop de medische behandeling wordt overgedragen. Nu er door verzoeker geen concrete aanknopingspunten naar voren zijn gebracht dat hier niet langer vanuit kan worden gegaan, heeft ook deze grond geen redelijke kans van slagen.
11. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen het bestreden besluit derhalve geen redelijke kans van slagen. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde
publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.202300493/3/V3.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Rapporten Bureau Medische Advisering van 8 oktober 2020 en 17 mei 2021.
8.Dienst Terugkeer en Vertrek.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie.
10.ECLI:EU:NL:2022:913.
11.Gelet op artikel 14, eerste lid, onder a, van de Richtlijn 2008/115/EG (Terugkeerrichtlijn).
12.Waaronder de uitspraak van 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2986.
13.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.