3.5.Bewijsoverwegingen
Was de verdachte betrokken bij de dood van [benadeelde 2] ?
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 17 april 2022 in de woning aan [adres] was, dat anderen in die woning geweld tegen [benadeelde 2] hebben gebruikt, maar dat hij daarbij zelf niet betrokken was. In de kern zegt hij dat hij, toen dat geweld tegen [benadeelde 2] werd gebruikt, de hele tijd op het matras van zijn bed in de woonkamer heeft gelegen met zijn gezicht naar de muur en dat hij bang was dat hem ook iets zou worden aangedaan.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft echter anders verklaard over de betrokkenheid van [verdachte] bij de dood van [benadeelde 2] . [medeverdachte 2] heeft – samengevat en voor zover hier relevant – het volgende verklaard. Hij was op 17 april 2022 in de woning met [benadeelde 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Allen dronken bier en wodka. Op enig moment zochten [medeverdachte 1] en [verdachte] op agressieve wijze ruzie met [benadeelde 2] . In de situatie die toen ontstond, hebben zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] geweld gebruikt tegen [benadeelde 2] . [benadeelde 2] is op een gegeven moment op de grond beland. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben [benadeelde 2] , toen hij op de grond lag, tegen zijn lichaam en in zijn gezicht geschopt. [medeverdachte 1] is op de borstkas van [benadeelde 2] gesprongen toen hij op zijn rug op de grond lag. [verdachte] heeft een ketting gepakt, deze om zijn hand gewikkeld en daarmee [benadeelde 2] vele malen op zijn hoofd geslagen. Ook [medeverdachte 1] heeft [benadeelde 2] geslagen met zijn vuist. Tussen het geweld zaten pauzes, waarin [medeverdachte 1] en [verdachte] alcohol dronken. Daarna gingen zij weer verder. Op enig moment deed [verdachte] de ketting om de hals van [benadeelde 2] en trok hem aan de ketting over de vloer. [benadeelde 2] was erg aan het bloeden uit zijn neus en mond en verslikte zich in zijn eigen bloed. Het bloed zat overal in de woning, onder meer op de kast en op de vloer. Na het incident heeft [verdachte] een dweil en een emmer gepakt om het bloed schoon te maken, aldus [medeverdachte 2] .
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of deze verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar is. [medeverdachte 2] heeft deze verklaring op 20 april 2022 afgelegd in zijn eerste verhoor als verdachte en nadien in meerdere verhoren herhaald. Eerder, op 17 en 18 april 2022, heeft hij – toen nog als getuige – verklaard dat hij het geweld niet had gezien en pas thuiskwam toen [benadeelde 2] al dood was. Hierop is hij kort daarna teruggekomen. Naar zijn zeggen verklaarde hij eerder anders omdat hij bang was. Dit acht de rechtbank niet onaannemelijk en zijn draai maakt zijn verklaring dus niet onbetrouwbaar.
De verklaring van [medeverdachte 2] vindt op meerdere punten bevestiging in latere onderzoeksresultaten. In de woning heeft de politie een ketting gevonden, waarop DNA is aangetroffen van [verdachte] . Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat [verdachte] [benadeelde 2] met de ketting heeft geslagen. Uit het onderzoek van een forensisch patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt bovendien dat het hoofdletsel van [benadeelde 2] past bij slaan met een ketting op de manier zoals volgens [medeverdachte 2] is gebeurd. De patholoog heeft verder gebroken ribben bij [benadeelde 2] geconstateerd en geconcludeerd dat hij bloed heeft ingeademd. Die bevindingen passen bij de verklaring van [medeverdachte 2] over de geweldshandelingen. De verklaring van [medeverdachte 2] dat het geweld met (drink)pauzes plaatsvond, vindt bevestiging in de verklaring van een buurvrouw, [getuige] , die geschreeuw en klappen hoorde met daarna een stilte, waarna het geschreeuw en de klappen zich herhaalden. Verder is gebleken uit het onderzoek door de forensische opsporing dat er in de woning op meerdere plaatsen bloed zat, waaronder op een kast, en dat dit is schoongemaakt. Bovendien is er DNA van [verdachte] en [benadeelde 2] aangetroffen op de kop en randen van een mop. Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat er overal bloed zat van [benadeelde 2] , waaronder op een kast, en dat [verdachte] het bloed heeft opgedweild.
Voormelde onderzoeksresultaten waren nog niet bekend toen [medeverdachte 2] zijn verklaring aflegde. Ook heeft [medeverdachte 2] vanaf 20 april 2022 over de geweldshandelingen in meerdere verhoren consistent verklaard. Dat [medeverdachte 2] over de tijdstippen en de volgorde van de gebeurtenissen in de woning wisselend heeft verklaard laat zich verklaren door de hectische situatie en zijn eigen alcoholgebruik en doet niet af aan de kern van zijn verklaring.
Dit alles kan echter niet gezegd worden over de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Met name [verdachte] heeft naarmate het onderzoek vorderde de aanvankelijk door hem geschetste toedracht steeds bijgesteld. Een toedracht die bovendien, anders dan in het geval van [medeverdachte 2] , op hoofdpunten niet wordt bevestigd door objectieve bevindingen.
De rechtbank gaat dan ook niet mee in het door [medeverdachte 1] en [verdachte] geschetste scenario. Geen van beiden heeft al voorafgaand aan het NFI-onderzoek verklaringen afgelegd die nadien steun vinden in de resultaten van dat onderzoek. Het heeft er bovendien alle schijn van dat [verdachte] en [medeverdachte 1] elkaar uit de wind hebben willen houden en hun pijlen op [medeverdachte 2] als de hoofdschuldige hebben gericht. De rechtbank acht hierbij van belang dat [verdachte] en [medeverdachte 1] elkaar kennen via de broer van [verdachte] , [naam] , en wijst op de tapgesprekken in het dossier waaruit onder meer blijkt dat [broer] [verdachte] heeft geïnstrueerd over wat hij moest vertellen, en dat de vriendin van [broer] , [naam] , [verdachte] heeft geïnformeerd over de verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd, hetgeen zij via de vriendin van [medeverdachte 1] te weten was gekomen.
Dit betekent dus dat de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar acht en bij de bewezenverklaring uitgaat van het door hem geschetste scenario. Uit die verklaring, in samenhang bezien met de andere bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] beiden geweld tegen [benadeelde 2] hebben gebruikt. Dat geweld bestond uit slaan en schoppen tegen het lichaam en het hoofd, slaan tegen het hoofd met een vuist met daaromheen een ketting, springen op de borstkas en aan een ketting om de hals door de kamer trekken. Het geweld heeft geleid tot de dood van [benadeelde 2] .
Opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er door [medeverdachte 1] en [verdachte] geweld is uitgeoefend tegen [benadeelde 2] . Uit de verklaring van [getuige] leidt de rechtbank af dat dit gedurende langere tijd heeft plaatsgevonden. Het geweld bestond uit een veelheid aan handelingen, waaronder het herhaaldelijk schoppen tegen het hoofd en het slaan tegen het hoofd met een vuist waaromheen een ketting was gewikkeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar en vitaal deel van het menselijk lichaam is. Dergelijk geweld tegen het hoofd brengt dan ook een aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel met zich, welke kans zich in dit geval ook heeft verwezenlijkt. Anders dan de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van [medeverdachte 1] en [verdachte] naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zulk letsel bewust hebben aanvaard. De rechtbank beziet de geweldshandelingen tegen het hoofd in onderlinge samenhang en acht van belang dat het niet is gebleven bij een enkele schop of een enkele slag tegen het hoofd, maar dat het om meerdere geweldshandelingen ging gedurende een langere tijdspanne. Daarmee ontstond – zoals hiervoor gezegd – de aanmerkelijke kans op een zodanig hersenletsel of beschadiging van de schedel van [benadeelde 2] dat de hersenen volledig zouden uitvallen of ander letsel zou worden veroorzaakt waardoor hij zou komen te overlijden, zoals dus ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voorwaardelijk opzet hadden op de dood van [benadeelde 2] .
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] af, die was gericht op de dood van [benadeelde 2] . [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben gelijktijdig geweld gebruikt tegen [benadeelde 2] , dan wel elkaar daarin afgewisseld gedurende een langere tijdspanne. De rechtbank merkt beiden dan ook aan als medepleger.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.