In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) van 8 juni 2022. Eiseres heeft haar aanvraag op 25 mei 2022 ingediend, welke op 8 juni 2022 door de staatssecretaris is ontvangen. De staatssecretaris had binnen drie maanden, dus uiterlijk op 8 december 2022, moeten beslissen, maar heeft dit niet gedaan. Eiseres heeft de staatssecretaris op 15 februari 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met inachtneming van de wettelijke termijnen. De rechtbank is zich bewust van de achterstanden bij de staatssecretaris en stelt daarom een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 2 maart 2023 tot en met 12 april 2023.
Omdat het beroep gegrond is verklaard, moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden en ook de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.