Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van doodslag. De verdachte ontkende betrokken te zijn geweest bij de dood van het slachtoffer, [benadeelde partij 2], die op 17 april 2022 in zijn woning in Den Haag om het leven was gekomen. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als betrouwbaar beoordeeld, omdat deze op belangrijke punten werd bevestigd door onderzoeksresultaten die nog niet bekend waren op het moment dat de verdachte zijn verklaring aflegde. De rechtbank oordeelde dat de belastende verklaringen van de medeverdachten ongeloofwaardig waren en dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast hebben verschillende benadeelde partijen, waaronder nabestaanden van het slachtoffer, vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de verdediging tegen deze vorderingen op nihil werden begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.