ECLI:NL:RBDHA:2023:10118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
09/014898-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, oplichting, afdreiging en witwassen van grote geldbedragen met gebruik van bedreiging en misleiding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte gedurende een maand het slachtoffer voor een totaalbedrag van € 165.000,00 heeft opgelicht, afgedreigd en beroofd. De verdachte heeft het slachtoffer op geraffineerde wijze misleid door te doen geloven dat hij een investeerder was en door hem te bedreigen met geweld en smaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben gedwongen tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging en door het in scène zetten van een gijzeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, oplichting, afdreiging, poging tot afpersing en witwassen van de gestolen bedragen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 166.500,00 toegewezen aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/014898-23
Datum uitspraak: 12 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na een aanpassing van de omschrijving van de feiten in de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 april 2023 en de wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 juni 2023 – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2022 tot en met 13 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 60.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer 70.000 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door:
- contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- zich voor te doen als bonafide investeerder en/of
- te dreigen die [slachtoffer] aan te geven bij de politie en/of de FIOD vanwege het (in het verleden) illegaal slachten van schapen en/of het bezitten van kinderporno;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 19
december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 70.000 euro, althans enig geldbedrag, door: - contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- een (liefdes)relatie aan te gaan en/of voor te wenden met die [slachtoffer] en/of - zich voor te doen als bonafide investeerder en/of
- berichten en/of foto’s te sturen van/over woningen en (gefingeerde) biedingen en/of - aan te geven dat een extra investering ervoor zou zorgen dat een eerder weggenomen geldbedrag terug zou komen bij die [slachtoffer] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 11 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer 35.000 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door:
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of te doen voorkomen dat die [slachtoffer] in de drugshandel zit en/of
- naar die [slachtoffer] toe te gaan met een aantal rolkoffers, welke waren gevuld met een witte substantie en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er (een grote hoeveelheid van 56 kg) cocaïne in de meegebrachte koffers zou zitten en/of
- foto's te maken waarop die [slachtoffer] en de koffers te zien waren en/of
- aan te geven dat de Colombianen wisten dat de koffers bij die [slachtoffer] lagen en dat de koffers te volgen waren door die Colombianen en/of
- een foto te sturen van een auto die die [slachtoffer] in de gaten zou moeten houden;
4.
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), met dat oogmerk:
- die [slachtoffer] heeft gebeld en aan te geven dat hij de berichten van zijn telefoon moest verwijderen en/of
- die [slachtoffer] heeft gebeld via Facetime en een (gefingeerde) gijzelingssituatie heeft voorgewend en/of daarbij zichtbaar voor [slachtoffer] een vuurwapen op het hoofd en/of een groot hakmes bij de nek van een op dat Facetime gesprek zichtbaar persoon heeft gehouden en/of
- heeft gezegd dat dit het gevolg was van het feit dat die [slachtoffer] teveel had gepraat en/of
- heeft geroepen: 'Hey mattie, betalen jongen, betalen voor die kankerbaas, je gaat betalen jongen', althans woorden van gelijk aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2022 tot en met 14 januari 2023, te Maasdijk, gemeente Westland en/of Oldeholtpade, gemeente Weststellingwerf en/of Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van 165.000 euro, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) een geldbedrag van € 60.000,00 heeft gestolen (feit 1), dat hij [slachtoffer] heeft afgedreigd (feit 2 primair) dan wel opgelicht voor een bedrag van € 70.000,00 (feit 2 subsidiair), dat hij aangever – door een poging tot afpersing – heeft willen dwingen tot afgifte van een geldbedrag (feit 4) en dat hij een geldbedrag van € 165.000,00 heeft witgewassen (feit 5). Deze feiten zou hij samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) hebben gepleegd.
Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij door afdreiging [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van €35.000,00 (feit 3). Dit laatste feit zou hij alleen hebben gepleegd.
De tenlastegelegde feiten zouden in een maand tijd hebben plaatsgevonden.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de overige tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw zal de rechtbank deze beslissing niet nader motiveren.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
Zoals uit het dossier is gebleken gebruikt [medeverdachte] ook de naam [naam] . De rechtbank zal hierna voor de medeverdachte de naam [medeverdachte] gebruiken.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank in de bewijsoverwegingen steeds de namen van de verdachten en de aangever hanteren.
Ten aanzien van de diefstal van € 60.000,00 (feit 1)
[slachtoffer] heeft op 13 januari 2023 aangifte gedaan van diefstal van € 60.000,00. Volgens [slachtoffer] is het geld verdwenen nadat [medeverdachte] op 12 en 13 december 2022 bij hem thuis was geweest en hij haar daar alleen had gelaten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op
13 december 2022 in de avond thuis is gekomen en dat toen in het huis alle lichten aanstonden, de achterdeur en ook alle schuurdeuren open stonden. In de schuren waren ook alle lichten aan. Een dag later heeft [slachtoffer] geconstateerd dat er € 60.000,00 uit zijn huis verdwenen was. Nadat [slachtoffer] aan [verdachte] heeft gevraagd of [medeverdachte] het geld had meegenomen, heeft [verdachte] geantwoord: “Het komt wel goed, het komt wel goed”, aldus [slachtoffer] .
Vast staat dat [medeverdachte] op 12 december 2022 de nacht bij [slachtoffer] thuis heeft doorgebracht. De volgende dag, vroeg in de ochtend, heeft [slachtoffer] zijn huis verlaten en is [medeverdachte] in het huis gebleven. Uit de chatberichten die [medeverdachte] en [verdachte] gedurende de avond van 12 december 2022 en de vroege ochtend van 13 december 2022 naar elkaar hebben gestuurd, volgt dat zij weten dat [slachtoffer] veel geld in huis heeft en dat ze met elkaar afspreken dat ze op 13 december 2022, tot 16.30 uur de tijd hebben om het geld te vinden. [medeverdachte] stuurt op 12 december 2022 in de avond ook een chat naar [verdachte] inhoudende dat “In de geldkist in de gang niks zit”, waaruit de rechtbank afleidt dat [medeverdachte] al op zoek is gegaan naar het geld, voordat [slachtoffer] de volgende dag de woning zou verlaten. Uit de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt dat zijn telefoon op 12 december 2022, in de namiddag, in de omgeving van het huis van [slachtoffer] is en dat geldt ook voor de vroege ochtend van
13 december 2022.
In de ochtend van 13 december 2022 stuurt [verdachte] [medeverdachte] een chat waarin staat dat hij er bijna is. Hij vraagt haar om naar de weg te lopen om open te doen. [medeverdachte] antwoordt dan: “Ok”. De rechtbank leidt uit deze chat af dat [verdachte] door [medeverdachte] het huis van [slachtoffer] is binnengelaten.
Verder valt uit de chatberichten af te leiden dat [medeverdachte] en [verdachte] willen doorgaan met zoeken totdat ze genoeg geld hebben gevonden en dat zij anders langer moeten blijven of moeten terugkomen. Zoals hierboven aangegeven wordt gezegd dat ze op 3 december 2022 tot 16.30 uur de tijd hebben. Uit locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt dat zij op 13 december 2022 om 11.16 uur reeds op weg naar Groningen zijn, om vervolgens om 13:24 uur bij de woning van [medeverdachte] te zijn. Gelet op het vroegtijdig afreizen richting Groningen hebben [medeverdachte] en [verdachte] kennelijk gevonden wat zij zochten.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting komt er in de kern op neer dat hij en [medeverdachte] eropuit waren om [slachtoffer] verliefd te laten worden op [medeverdachte] en hem op deze wijze geld afhandig te maken.
Gezien de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] op 13 december 2022 een geldbedrag van € 60.000,00 uit het huis van [slachtoffer] hebben meegenomen. Zij hebben – zoals ze ook met elkaar hadden afgesproken – net zo lang het huis en de schuren van [slachtoffer] doorzocht, totdat ze het geld hebben gevonden, waarna ze zich – getuige hoe de aangever die dag bij thuiskomst zijn huis en schuren heeft aangetroffen - op stel en sprong uit de voeten hebben gemaakt.
Medeplegen
Uit het voorgaande is tevens gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt. Ze hadden het plan om [slachtoffer] verliefd te laten worden op [medeverdachte] , om op deze wijze geld van hem los te krijgen. Ze hebben op 13 december 2022 samen naar het geld gezocht, het geld op enig moment daadwerkelijk gevonden en zij zijn vervolgens samen weggereden. Het medeplegen van deze diefstal van € 60.000,00 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer] (feit 2 subsidiair)
Juridisch kader
Aan de verdachte is ook ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft opgelicht. Een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende in de delictsomschrijving opgenomen oplichtingsmiddelen is dat de verdachte door het inzetten van een specifieke, ter zake voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken
Bij het gebruik van een
samenweefsel van verdichtselsgaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen.
Van 'meer dan een enkele leugenachtige mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie
Voor oplichting in de zin van art. 326, eerste lid, Sr is vereist dat iemand door zo een oplichtingsmiddel wordt "bewogen" tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel "beweegt" tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in art. 326, eerste lid, Sr bedoelde handeling, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen en hun onderlinge samenhang (HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600, NJ 2012/279).
In meer algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer (vgl. HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5719) een rol kunnen spelen. Oplichting in de zin van art. 326, eerste lid, Sr is echter niet aan de orde wanneer het slachtoffer – gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken – de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien.
Toepassing op deze zaak
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zoals door [verdachte] ter terechtzitting verklaard hebben [medeverdachte] en hij in de periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022, [slachtoffer] doen geloven dat [medeverdachte] een liefdesrelatie met hem wilde onderhouden. [verdachte] zelf heeft een zogenaamde vriendschap met [slachtoffer] opgebouwd. Dit alles hebben zij gedaan omdat ze wisten dat [slachtoffer] veel geld had en zij dat geld in hun bezit wilden krijgen. [verdachte] heeft [slachtoffer] doen geloven dat hij een slimme investeerder is en dat [slachtoffer] via hem een slimme investering kon doen. [verdachte] heeft [slachtoffer] berichten en foto’s gestuurd over woningen en gefingeerde biedingen en tegen hem gezegd dat een extra investering ervoor zou zorgen dat het eerder weggenomen geldbedrag (zoals onder feit 1 tenlastegelegd) terug zou komen. [slachtoffer] heeft vervolgens op de bankrekening van [medeverdachte] € 70.000,00 gestort.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] door een samenweefsel van verdichtsels bij [slachtoffer] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van € 70.000,00.
In het bijzonder heeft de rechtbank bij de beoordeling van het gewicht van het betreffende oplichtingsmiddel als omstandigheden in aanmerking genomen de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de door [verdachte] en [medeverdachte] aan [slachtoffer] gedane leugenachtige mededelingen, in hun onderlinge samenhang bezien en het feit dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van de tussen [slachtoffer] en [verdachte] en tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] bestaande vertrouwensrelatie.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] deze onjuiste voorstelling van zaken niet had kunnen en moeten doorzien. [verdachte] is samen met [medeverdachte] zeer geraffineerd, creatief en brutaal te werk gegaan. Zij zijn met hun, steeds indringender wordende, handelingen door blijven gaan totdat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De rechtbank concludeert tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Medeplegen
Zoals uit het voorgaande volgt hebben [verdachte] en [medeverdachte] nauw en bewust met elkaar samengewerkt en [slachtoffer] samen opgelicht voor een bedrag van € 70.000,00. Ook het tenlastegelegde medeplegen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de afdreiging van [slachtoffer] (feit 3)
Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting volgt dat de verdachte, [slachtoffer] – door middel van dreiging met smaad – tot afgifte van € 35.000,00 heeft gedwongen.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van dwang.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] veel moeite heeft gedaan om [slachtoffer] te overtuigen van de noodzaak om het grote geldbedrag naar zijn rekening over te maken. Hij is met drie rolkoffers met op cocaïne gelijkende stof naar [slachtoffer] gegaan en heeft indringend op [slachtoffer] ingepraat, waarbij deze werd voorgehouden dat hij partner was in een drugsdeal. Ook zijn foto’s van [slachtoffer] met de cocaïne gemaakt, onder de mededeling dat de Colombianen wisten dat [slachtoffer] meedeed. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van dwang en dat alleen daarom [slachtoffer] is overgegaan tot de overschrijving van het geldbedrag van € 35.00,00 naar de rekening van [verdachte] . De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat gezien het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] heeft gepleegd. Weliswaar heeft zij op 23 december 2022 een berichtje naar [slachtoffer] gestuurd, maar daarna is het de verdachte geweest die alle handelingen heeft verricht die in de tenlastelegging zijn genoemd. Hij is ook alleen met de drie rolkoffers naar [slachtoffer] gegaan. Van het tenlastegelegde medeplegen wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van de poging tot afpersing (feit 4)
Gezien de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [verdachte] volgt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich op 13 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing van [slachtoffer] .
Door de verdediging is aangevoerd dat [slachtoffer] zich niet bedreigd heeft gevoeld en dat hij wist dat de video in scène was gezet.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De verdachte is steeds verder gegaan in zijn pogingen om [slachtoffer] te bewegen om nog meer geld naar hem en [medeverdachte] over te maken. Dat achteraf bleek dat [slachtoffer] vermoedde dat het filmpje niet echt was, doet niet af aan de bewezenverklaring van de poging tot afpersing. Objectief bezien is het gekozen middel naar het oordeel van de rechtbank niet ondeugdelijk geweest.
Medeplegen
Zoals uit het in bijlage I genoemde bewijsmiddel volgt heeft [medeverdachte] een opname gemaakt toen de gijzeling in scène is gezet en er met [slachtoffer] via Facetime contact was. Zij was erbij tijdens de zogenaamde gijzeling en derhalve bij de poging tot afpersing van [slachtoffer] . [verdachte] en [medeverdachte] hebben dit feit samen gepleegd met nog twee andere personen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte] en twee andere personen op 13 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer] .
Ten aanzien van het witwassen van € 165.000,00 (feit 5)
Juridisch kader
​​​Bij witwassen dient te worden bewezen dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf (het gronddelict) afkomstig is. Een voorwerp kan in beginsel slechts worden aangemerkt als “uit enig misdrijf afkomstig” als bedoeld in art. 420bis Sr, indien het afkomstig is uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de in art. 420bis Sr genoemde delictsgedragingen.
Verder is voor de bewezenverklaring van witwassen voldoende dat de verdachte een voorwerp heeft verworven of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf, zonder dat hoeft te worden vastgesteld dat de verdachte gedragingen heeft verricht die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst (zie Hoge Raad 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842, onder 2.4.3).
Verweer van de verdediging
Namens [verdachte] is door de verdediging aangevoerd dat – nu er door de verdachte geen strafbare gronddelicten zijn gepleegd – er geen sprake kan zijn van witwassen.
Het oordeel van de rechtbank
Gezien de hiervoor bewezenverklaarde feiten stelt de rechtbank vast dat er sprake is van verschillende gronddelicten – namelijk diefstal in vereniging, oplichting in vereniging en afdreiging – waardoor [verdachte] de beschikking heeft gekregen over € 165.000,00.
Het gaat dan om het geldbedrag van € 60.000 dat op 13 december 2022 uit het huis van [slachtoffer] is gestolen. Om het geldbedrag van € 70.000,00 dat door [slachtoffer] op de rekening van [medeverdachte] is gestort en tot slot om het geldbedrag van € 35.000,00. In totaal gaat het om een bedrag van €165.000,00 dat is witgewassen. Een deel van dit bedrag, namelijk
€ 81.150,00, is omgezet in goud. De verdachte heeft dan ook verhullingshandelingen verricht om dit geldbedrag wit te wassen. Dit geldbedrag is onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig. Voor het resterende deel acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het bedrag voorhanden heeft gehad en dat het ook hier een geldbedrag betreft dat onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig was.
Medeplegen
De rechtbank heeft reeds wettig en overtuigend bewezen verklaard dat de verschillende hiervoor genoemde gronddelicten door [verdachte] en [medeverdachte] zijn gepleegd. Ook ten aanzien van het witwassen is de rechtbank van oordeel dat – gezien het hiervoor overwogene – [verdachte] en [medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt.
Ook dit tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij
op13 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 60.000 euro, dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij in de periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 70.000 euro, door:
- contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en
- een (liefdes)relatie voor te wenden met die [slachtoffer] en
- zich voor te doen als bonafide investeerder en
- berichten en foto’s te sturen van/over woningen en (gefingeerde) biedingen en
- aan te geven dat een extra investering ervoor zou zorgen dat een eerder weggenomen geldbedrag terug zou komen bij die [slachtoffer] ;
3.
hij in de periode van 23 december 2022 tot en met 11 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, en openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 35.000 euro, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, door:
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en te doen voorkomen dat die [slachtoffer] in de drugshandel zit en
- naar die [slachtoffer] toe te gaan met een aantal rolkoffers, welke waren gevuld met een witte substantie en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er een grote hoeveelheid van 56 kg cocaïne in de meegebrachte koffers zou zitten en
- foto's te maken waarop die [slachtoffer] en de koffers te zien waren en
- aan te geven dat de Colombianen wisten dat de koffers bij die [slachtoffer] lagen en dat de koffers te volgen waren door die Colombianen en
- een foto te sturen van een auto die die [slachtoffer] in de gaten zou moeten houden;
4.
hij op 13 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, met dat oogmerk:
- die [slachtoffer] heeft gebeld en aan te geven dat hij de berichten van zijn telefoon moest verwijderen en
- die [slachtoffer] heeft gebeld via Facetime en een gijzelingssituatie heeft voorgewend en daarbij zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen op het hoofd en een groot hakmes bij de nek van een op dat Facetime gesprek zichtbaar persoon heeft gehouden en
- heeft gezegd dat dit het gevolg was van het feit dat die [slachtoffer] - had gepraat en
- heeft geroepen: 'Hey mattie, betalen jongen, betalen voor die kankerbaas, je gaat betalen jongen',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de periode van 12 december 2022 tot en met 14 januari 2023, te Maasdijk, gemeente Westland en Oldeholtpade, gemeente Weststellingwerf en Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp, te weten enig geldbedrag de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld, en dit voorwerp voorhanden heeft gehad en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, en een voorwerp, te weten een geldbedrag van 60.000 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
.6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring een straf gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een werkstraf, dient te worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan diefstal, oplichting en poging tot afpersing van [slachtoffer] . Ook is de verdachte samen met [medeverdachte] schuldig aan witwassen van een geldbedrag van € 165.000,00. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan afdreiging van [slachtoffer] . De verdachten hebben eerst op geraffineerde wijze het vertrouwen van [slachtoffer] weten te winnen, om hem vervolgens verschillende keren – door allerlei leugens en bedreigingen – zover te krijgen dat hij grote geldbedragen naar hen beiden heeft overgemaakt. De verdachten zijn daarbij ook heel ver gegaan in hun leugens. De vraag is of en wanneer zij zouden zijn gestopt als [slachtoffer] geen aangifte had gedaan. Dit zijn zeer kwalijke feiten. De verdachten hebben slechts aan hun eigen financiële gewin gedacht en ter terechtzitting op geen enkele wijze blijk gegeven van het besef hoe omvangrijk en doortrapt hun daden zijn geweest en welke gevolgen voor hun slachtoffer hiermee gepaard gaan. Hun spijtbetuigingen acht de rechtbank eerder berekenend dan berouwvol. Een deel van het geld dat ze op deze wijze hebben gestolen dan wel gekregen is bovendien nog steeds niet teruggevonden of teruggegeven.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 mei 2023, waaruit volgt dat de verdachte recent is veroordeeld maar dat deze veroordeling niet ziet op een vermogensdelict.
Persoon van de verdachte
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte het psychisch zwaar heeft in detentie, dat zijn bedrijf bijna failliet is, de schulden toenemen en de omgangsregeling van de verdachte met zijn kinderen onder druk staat.
De rechtbank is van oordeel dat gezien het vorenstaande slechts een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is. De rechtbank zal de officier van justitie in zijn eis volgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 176.850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 175.350,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij
€ 1.200,00 gevorderde voor de gemaakte advocaatkosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 166.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Over de verzochte advocaatkosten heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade aangevoerd dat de verdachte het goud heeft teruggegeven en dat derhalve een deel van het geld terug is. De raadsvrouw heeft er ook op gewezen dat de goudprijs is gestegen. De benadeelde partij dient volgens de verdediging niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij zelf ook een aandeel heeft gehad in deze zaak. Tot slot heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de opgevoerde advocaatkosten niet is vermeld wat de advocaat daarvoor heeft gedaan. Zij heeft verzocht om het liquidatietarief toe te passen en erop gewezen dat de advocaat van de benadeelde partij slechts een halve zitting heeft bijgewoond tijdens de inhoudelijke behandeling.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder door de onder 1, 2 subsidiair, en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 165.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu niet is vast komen te staan dat de benadeelde partij meer materiële schade heeft geleden dan uit de bewezenverklaring volgt.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek – de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon aangetast. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,00.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 166.500,00, bestaande uit € 165.000,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 december 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 1.200,00. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 166.500,00,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 december 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald aan [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) onder 2 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard, dat de onder 3 en 4 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3 en 4 genoemde voorwerpen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 45, 47, 57, 311, 317, 318, 326, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 3:
afdreiging;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van witwassen
en
medeplegen van eenvoudig witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 166.500,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 december 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.200,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 166.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 december 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 365 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
verklaart verbeurd van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten:
2. 3 STK Koffer
(Omschrijving: PL1500-2023013788-2893411, zwart);
gelast de teruggave aan [verdachte] van de op de beslaglijst onder 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten:
3. 1 STK Horloge
(Omschrijving: PL1500- [nummer 1] , goud, merk: Rolex);
4. 1 STK Horloge
(Omschrijving: PL1500- [nummer 2] , zilver, merk: Rolex).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2023.
: