ECLI:NL:RBDHA:2023:10088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/09/629957 / HA RK 22-199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkoop van in beslag genomen aandelen na vernietiging beslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot verkoop van in beslag genomen aandelen. De verzoekster, aangeduid als 'de vrouw', had beslag gelegd op de aandelen van de man, die directeur-grootaandeelhouder is van een vennootschap. Dit beslag was gelegd op basis van een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin was bepaald dat de man een bedrag van € 243.089,20 aan de vrouw moest betalen in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun echtscheiding.

Echter, de beschikking van de rechtbank werd op 7 december 2022 door het gerechtshof Den Haag vernietigd, waardoor de grondslag voor het beslag verviel. De vrouw verzocht de rechtbank om te bepalen dat en binnen welke termijn de in beslag genomen aandelen verkocht konden worden. De man en de vennootschap hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vrouw moest worden afgewezen, omdat het beslag op de aandelen was komen te vervallen door de vernietiging van de eerdere beschikking. De rechtbank veroordeelde de vrouw in de proceskosten van de man en de vennootschap, omdat zij de procedure tegen beter weten in had voortgezet, ondanks het feit dat de titel op grond waarvan het beslag was gelegd al was vernietigd. De totale proceskosten werden begroot op € 3.871,40, te vermeerderen met nakosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/629957 / HA RK 22-199
Beschikking van 26 juni 2023
in de zaak van
[verzoekster], te [plaats 1] , [land] ,
verzoekster,
advocaat: voorheen mr. R. van Noord te Ridderkerk, thans zonder advocaat,
en de belanghebbenden

1.[de geëxecuteerde] , te [plaats 2] ,

de geëxecuteerde,
2.
[de vennootschap]te [plaats 2] ,
de vennootschap,
advocaat mr. L.E. Leunissen te Den Haag,
en

3.[de gerechtsdeurwaarder] , gerechtsdeurwaarder,

werkzaam bij [Deurwaarderskantoor] . te [plaats 3] ,
de deurwaarder.
Verzoekster wordt hierna aangeduid als ‘de vrouw’, de geëxecuteerde wordt hierna aangeduid als ‘de man’, de vennootschap wordt hierna aangeduid als ‘ [de vennootschap] ’ en de deurwaarder als ‘de deurwaarder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ het op 17 mei 2022 bij de rechtbank Rotterdam ingediende verzoekschrift met bijlagen;
­ de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2022, waarbij de zaak is verwezen naar deze rechtbank
­ de bij brief van 7 juni 2022 overgelegde stukken van de vrouw;
­ het op 5 januari 2023 ingekomen verweerschrift van de man, met bijlagen;
­ het e-mailbericht van de deurwaarder van 10 mei 2023;
­ de e-mail van mr. Leunissen van 7 juni 2023;
­ het e-mailbericht van mr. Van Noord van 13 juni 2023, waarin hij zich onttrekt als advocaat van de vrouw.
1.2.
Op 15 juni 2023 is de zaak ter zitting behandeld. De vrouw en de deurwaarder zijn, hoewel zij goed zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Mr. Leunissen heeft tijdens de zitting pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Tijdens de zitting is bepaald dat (uiterlijk) op 4 augustus 2023 de beschikking zou worden afgegeven. Deze datum is vervroegd naar vandaag.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
De man is directeur-grootaandeelhouder van [de vennootschap] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 januari 2022 (hierna: de beschikking van de rechtbank) is de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding van de man en de vrouw vastgesteld. In deze beschikking is, onder meer en voor zover nu van belang, bepaald dat de man € 243.089,20 aan de vrouw moet betalen.
2.4.
De beschikking van de rechtbank is op 1 april 2022 aan de man betekend. Op 20 april 2022 heeft de vrouw uit hoofde van de beschikking van de rechtbank ten laste van de man executoriaal beslag laten leggen op de aandelen van de man in [de vennootschap] .
2.5.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling van dit hoger beroep op 26 augustus 2022 zijn partijen overeengekomen dat in elk geval tot de beschikking van het gerechtshof geen executiemaatregelen getroffen zouden worden. In verband daarmee is onderhavige zaak pro forma aangehouden en hebben de man en [de vennootschap] uitstel voor het indienen van een verweerschrift gekregen.
2.6.
Bij beschikking van 7 december 2022 van het gerechtshof Den Haag (hierna: de beschikking van het gerechtshof) is de beschikking van de rechtbank vernietigd,
“voor zover het betreft de beslissingen over de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, de draagplicht voor de schuld aan [de vennootschap] en de financiële afwikkeling van het huwelijk met inbegrip van de bepaling van het bedrag dat de man een de vrouw verschuldigd is.”
Het gerechtshof heeft zelf de wijze van verdeling gelast en heeft de vrouw veroordeeld tot betaling van een geldsom aan de man. De beschikking van het gerechtshof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen de beschikking van het gerechtshof is geen rechtsmiddel ingesteld.
2.7.
Op 3 januari 2023 is namens de vrouw bericht dat zij onderhavige procedure wil voortzetten.
2.8.
Per e-mail van 10 mei 2023 heeft de deurwaarder laten weten dat het door de vrouw gelegde beslag op de aandelen is komen te vervallen, omdat de titel op grond waarvan het beslag was gelegd is vernietigd.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan.
3.2.
De man heeft schriftelijk verweer gevoerd. In de e-mail van 7 juni 2023 heeft mr. Leunissen bericht dat [de vennootschap] zich conformeert aan de inhoud van het verweerschrift van de man. Tijdens de zitting hebben de man en [de vennootschap] hun verweer gehandhaafd.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw heeft beslag gelegd op de aandelen op grond van de beschikking van de rechtbank. Die beschikking is bij beschikking van het gerechtshof vernietigd. Zoals ook door de deurwaarder is bevestigd, is daardoor het beslag op de aandelen komen te vervallen. Daarmee is de grondslag aan het verzoek van de vrouw komen te ontvallen. Gelet hierop zal het verzoek van de vrouw worden afgewezen.
4.2.
De vrouw zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van de man en [de vennootschap] . Ondanks de omstandigheid dat de man en de vrouw met elkaar getrouwd zijn geweest, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proceskosten in de verhouding tussen de man en de vrouw te compenseren. Reden hiervoor is dat de vrouw de procedure tegen beter weten in heeft voortgezet, terwijl de titel op grond waarvan zij beslag heeft gelegd al was vernietigd en ondanks verzoeken van de man om op die grond tot intrekking van de procedure over te gaan. De man – die tot de beschikking van het gerechtshof was gewezen nog geen verweer had gevoerd in deze procedure – is hierdoor gedwongen geweest alsnog een verweerschrift in te dienen en daarvoor kosten te maken. Door de houding van de vrouw zijn aan de zijde van de man en [de vennootschap] nodeloze proceskosten gemaakt. In deze omstandigheden ziet de rechtbank ook aanleiding om, zoals door de man en [de vennootschap] is verzocht, de vrouw te veroordelen in de werkelijke proceskosten.
4.3.
De man heeft gesteld dat het salaris advocaat tot aan indiening van het verweerschrift 8 uren à € 245,=, te vermeerderen met 21% BTW bedraagt en dat deze kosten nog moeten worden vermeerderd met de kosten gemoeid met de voorbereiding en bijstand van de zitting. Hiermee zijn volgens de man 4 uren gemoeid. De rechtbank acht deze kosten redelijk en zal de vrouw tot betaling daarvan en tot betaling van het door de man verschuldigde griffierecht veroordelen. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat [de vennootschap] afzonderlijke kosten heeft gemaakt en de rechtbank acht dit ook niet aannemelijk, omdat [de vennootschap] zich heeft geconformeerd aan het verweer van de man en geen zelfstandige proceshandelingen heeft verricht. De aan [de vennootschap] verschuldigde proceskosten worden daarom begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek van de vrouw af;
5.2.
veroordeelt de vrouw in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de man begroot op € 3.871,40, waarvan € 3.557,40, aan salaris advocaat en € 314,= aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.3 en aan de zijde van [de vennootschap] begroot op nihil;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.