ECLI:NL:RBDHA:2023:10076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in samenhangende asielzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 maart 2023, wordt het verzoek van de verzoeker, een asielzoeker, om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker had eerder beroep aangetekend tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Na een beslissing van de Staatssecretaris op 14 november 2022, trok de verzoeker zijn beroep in en vroeg hij de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De Staatssecretaris gaf aan bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar stelde dat de zaak samenhangt met een andere zaak (NL22.21678) van de verzoeker en zijn echtgenote, en dat er daarom slechts één proceskostenvergoeding betaald zou worden.
De rechtbank overwoog dat er inderdaad sprake was van samenhangende zaken, aangezien de verzoeker en verzoekster op dezelfde datum een asielaanvraag hadden ingediend. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de vergoeding beperkt moest blijven tot het bedrag dat in één van de zaken zou worden toegekend, aangezien in de andere zaak al een proceskostenvergoeding was vastgesteld. De rechtbank besloot daarom het verzoek van de verzoeker af te wijzen, omdat de proceskosten al in de andere zaak waren vergoed. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger, en werd openbaar gemaakt op 31 maart 2023.