In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis. Eiseres diende haar aanvraag op 16 maart 2022 in, welke door verweerder op 24 maart 2022 is ontvangen. De wet vereist dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist, maar deze termijn is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 23 november 2022 in gebreke gesteld, wat gebeurde na het verstrijken van de beslistermijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, vastgesteld op € 418,50, en dat het door haar betaalde griffierecht van € 184,- door verweerder moet worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 5 april 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 in haar overwegingen betrokken.