ECLI:NL:RBDHA:2023:10054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over geboortedatum en problemen met Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 2 juni 2023. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden met de Al-Shabaab in Baidoa, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen over zijn geboortedatum en leeftijd ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft vastgesteld dat eiser evident meerderjarig is en heeft twijfels over de consistentie van zijn verklaringen. De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen verschoonbare verklaring heeft gegeven voor de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en dat hij niet kan aantonen dat hij analfabeet is, ondanks zijn beweringen. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser niet kan worden toegewezen, omdat de verklaringen over de problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn en er geen reden is om aan te nemen dat eiser in Nederland internationale bescherming nodig heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16299

uitspraak van de enkelvoudige van 6 juli 2023 kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

ProcesverloopBij besluit van 2 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL 23.16300, op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Baidoa heeft verbleven met zijn moeder en jongste zus. Tijdens dit verblijf in deze plaats zou een persoon van de Al-Shabaab willen trouwen met zijn zus en werd eiser gevraagd om zich bij hen aan te sluiten, zodat eiser getraind kon worden en mee kon vechten. Dat wilde eiser niet en daarom heeft hij Somalië verlaten.
1.2
Er heeft een leeftijdsschouw plaatsgevonden. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Verweerder heeft de geboortedatum vastgesteld op [geboortedatum 2] .
1.3
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2. Problemen (met personen van de Al-Shabaab) in Baidoa. De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst worden door verweerder vooralsnog geloofwaardig geacht. Hiervan zijn uitgezonderd de verklaringen van eiser over zijn geboortedatum en leeftijd. Het tweede element “Problemen (met personen van de Al-Shabaab) in Baidoa” wordt door verweerder niet geloofwaardig geacht
Voornemen
1.4.1
Verweerder heeft in het voornemen, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, aangegeven dat de verklaringen van eiser over zijn geboortedatum en leeftijd niet geloofwaardig zijn, omdat eiser geen verschoonbare verklaring heeft gegeven waarom hij zich als minderjarig heeft aangemeld en bij herhaling zich als minderjarige heeft gepresenteerd tijdens het aanmeldgehoor. Pas nadat hem is meegedeeld dat hij als evident meerderjarig wordt beschouwd en aan hem een geboortedatum is toegekend, komt eiser met zijn verklaring dat hij is geboren in [geboortejaar] .
1.4.2
Ten aanzien van de problemen (met personen van de Al-Shabaab) in Baidoa heeft verweerder aangegeven dat de verklaringen van eiser afwijken van de verklaringen van zijn halfbroer, die in Nederland verblijf heeft. Zo heeft eiser meerdere keren verklaard dat hij op jonge leeftijd (toen hij ongeveer 3 of 4 jaar oud was) naar Saoedi-Arabië is vertrokken met zijn moeder. De halfbroer heeft verklaard dat hij in augustus 2006 is vertrokken vanuit Somalië en zowel eiser als zijn moeder nog in 2006 in Mogadishu woonden. Dit strookt niet de verklaringen van eiser dat hij op jonge leeftijd, toen hij ongeveer 3 of 4 jaar oud was, met zijn moeder is vertrokken naar Mogadishu (lees: Saoedi-Arabië).
1.4.3
Verder heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat de problemen met de Al-Shabaab in Baidoa ook niet geloofwaardig worden geacht, omdat eiser niet kan verklaren wanneer deze mannen voor de eerste keer zijn langsgekomen en wanneer het laatste bezoek is geweest. Ook is het vreemd dat eiser niet weet aan te geven hoe lang de reis heeft geduurd van Baidoa naar Mogadishu. Voorts is eiser vaag en niet eenduidig over wanneer hij waar heeft gewoond in Somalië. Verder is opvallend dat eiser tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij niet heeft gewerkt in Somalië en tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij heeft gewerkt. Verweerder heeft verder aangegeven, indien de mannen van Al-Shabaab van plan waren om eiser in te lijven, dat niet valt in te zien dat ze meerdere keren zonder succes langs zijn geweest. Ook wordt eiser tegengeworpen dat hij niet kan aangeven of het één keer of twee keer was dat hem is verzocht zich aan te sluiten bij de Al-Shabaab. Gelet op het voorgaande worden de problemen met de Al- Shabaab niet geloofwaardig geacht.
1.4.4
Nog los van het bovenstaande, bestaat er voor eiser eveneens de mogelijkheid om zich aan eventuele problemen van de zijde van de Al-Shabaab te onttrekken door de aanwezigheid van een beschermingsalternatief in Mogadishu. Ook bestaat er een vestigingsalternatief in Mogadishu.
Bestreden besluit
1.5.1
In het bestreden besluit gaat verweerder in op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Zo heeft verweerder onder meer aangegeven dat eiser op 13 april 2020 internationale bescherming heeft verkregen in Griekenland. Eiser heeft er zelf voor gekozen om asiel aan te vragen in Nederland. Als die keuze gevolgen heeft gehad voor de geldigheid van zijn verblijfsvergunning in Griekenland of de verlengingsmogelijkheden van die vergunning komt dat voor zijn eigen rekening en risico. De Nederlandse autoriteiten hebben slechts de verantwoordelijkheid voor de correcte behandeling van de asielaanvraag van eiser in Nederland. Omdat verweerder de asielaanvraag inhoudelijk heeft behandeld en heeft gemotiveerd waarom eiser geen internationale bescherming nodig heeft, is eiser niet door de Nederlandse autoriteiten in zijn belangen geschaad.
1.5.2
Ook gaat verweerder in op de omstandigheid dat eiser is tegengeworpen dat zijn verklaringen over zijn verblijfsplaats niet overeenkomen met de verklaringen van zijn halfbroer. Volgens verweerder klopt het dat eiser in zijn nader gehoor niet is geconfronteerd met de verklaringen van zijn halfbroer. Eiser heeft echter de mogelijkheid gehad om in de zienswijze op dit punt te reageren.
1.5.3
Ten aanzien van de stelling in de zienswijze dat eiser en zijn halfbroer verschillende relazen hebben ingebracht omdat zij verschillende levens hebben geleid en het daarom logisch is dat de verklaringen van elkaar afwijken, heeft verweerder aangegeven dat de verschillende relazen niet wegneemt dat zij nog wel hetzelfde moeten verklaren over de dingen die zij gezamenlijk hebben meegemaakt. Uit de gehoren van de halfbroer en eiser blijkt niet dat hun moeder periodes afwisselend in Somalië en Saoedi-Arabië verbleef. In het dossier ten aanzien van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hebben de echtgenote van de halfbroer en de halfzussen verklaringen afgelegd over de verblijfsplaats van eiser en zijn moeder. Uit deze verklaringen blijkt dat eiser en zijn moeder tot het vertrek van zijn halfbroer in Somalië verbleven en dat zij niet, zoals eiser stelt, al in 2001/2002 uit Somalië zijn vertrokken.
1.5.4
Verweerder gaat verder in op de stelling in de zienswijze dat verweerder bij de besluitvorming niet heeft betrokken dat eiser analfabeet is en daarom niet weet wanneer hij precies geboren is. Verweerder geeft aan dat ook van iemand die analfabeet is mag verwacht worden dat hij eenduidig kan verklaren, omdat consistent verklaren niet samenhangt met wel of niet kunnen lezen of schrijven. Als eiser niet weet wanneer hij is geboren of hoe oud hij is omdat hij niet kan lezen en/of schrijven, was het aan hem geweest om dat te verklaren. Hoewel eiser tijdens zijn gehoor bescherming EU heeft verklaard dat hij bij de vreemdelingenpolitie heeft opgeschreven dat hij 23 is maar dat hij de cijfers niet goed kan schrijven, legt eiser daarmee niet uit hoe het kan dat hij op andere momenten ook mondeling wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn geboortedatum en leeftijd.
1.5.5
Verweerder gaat in het bestreden besluit verder in op het gestelde analfabetisme van eiser. Gelet op de omstandigheid dat eiser wel kan lezen (zoals hij heeft verklaard) mag het in alle redelijkheid aangenomen worden dat hij enige talenkennis bezit. Te meer nu hij een Facebook-, Instagram- en Tiktok-account heeft en hier dingen op post. De omstandigheid dat eiser analfabeet is maakt echter niet dat dit een verschonende reden is voor het niet kunnen benoemen van data, het is geen verschonende omstandigheid voor zijn de inconsistente verklaringen over zijn werk en zijn verblijf in Somalië en ook niet voor het afleggen van vage dan wel summiere verklaringen. Van een volwassen persoon mag wel degelijk verwacht worden dat hij uit eigener beweging verklaringen aflegt en uitgebreider
kan verklaren over de problemen die hij heeft ondervonden dan eiser nu heeft gedaan.
Gronden beroep
2. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eiser om de ingebrachte zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre verweerders reactie daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
3.1
Eiser voert verder aan dat hij volgens de Griekse autoriteiten een gevaar loopt in Somalië. Door het lange stilzitten door verweerder heeft hij geen vergunning meer of is de vergunning niet verlengd. Verweerder had moeten nagaan wat de status de verblijfsvergunning van eiser is.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de enkele stelling van eiser dat hij door het lange stilzitten van verweerder geen vergunning meer heeft of dat de vergunning niet is verlengd, wat daar ook van zij, niet dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven onder 1.5.1. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat eiser ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat niet is betoogd dat verweerder de door Griekenland verleende bescherming had moeten overnemen, maar dat verweerder had moeten nagaan wat de status van de verblijfsvergunning van eiser is en dat had moeten meewegen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog, omdat verweerder de asielaanvraag van eiser inhoudelijk heeft beoordeeld en heeft gemotiveerd, zie hierna, waarom eiser niet in aanmerking komt voor internationale bescherming. De status van de Griekse vergunning maakt dat niet anders.
4.1
Verder voert eiser aan dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit omdat eiser niet tijdig is geconfronteerd met de verklaringen van de halfbroer van eiser. Eiser had opnieuw gehoord moeten worden. Hem is ten onrechte niet aangeboden om met een toestemmingsverklaring van zijn halfbroer de stukken van zijn halfbroer op te vragen.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser de mogelijkheid heeft gehad om in de zienswijze te reageren op dat wat verweerder in het voornemen, zoals weergegeven onder 1.5.2, naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder eiser op dit punt opnieuw had moeten horen. Daarbij betrekt de rechtbank ook het feit dat in de zienwijze noch in de gronden van beroep eiser een verklaring heeft gegeven waarom hij en zijn halfbroer tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over wanneer eiser en zijn moeder uit Somalië zijn vertrokken. Het betoog van eiser treft dan ook geen doel. Het betoog van eiser dat hem ten onrechte niet is aangeboden de stukken van zijn halfbroer op te vragen slaagt evenmin, omdat hiermee eveneens geen verklaring wordt gegeven voor de genoemde tegenstrijdige verklaringen. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is geen sprake.
5.1
Eiser voert verder aan dat in de bestreden beschikking opeens gegevens naar voren worden gebracht die door de echtgenote van de halfbroer en de halfzussen in hun mvv-dossiers zijn gegeven. Alle dossiers onderzoekend hadden de gegevens aanleidingen moeten zijn om eiser hiermee tijdig, bijvoorbeeld in een aanvullend nader gehoor of middels een brief met vragen, te confronteren. Dit is zeer onzorgvuldig. Bovendien is een en ander niet te plaatsen voor eiser, zolang eiser niet de beschikking heeft over alle dossiers.
5.2
Ook dit betoog treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven onder 1.5.3. Zo is verweerder ingegaan op de stelling dat eiser en zijn halfbroer verschillende relazen hebben ingebracht en heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat dit niet wegneemt dat zij nog wel hetzelfde moeten verklaren over de dingen die zij gezamenlijk hebben meegemaakt. Dit geldt ook voor de verklaringen van de echtgenote van de halfbroer en de halfzussen. De betogen van eiser dat hij tijdig ook met die verklaringen had moeten worden geconfronteerd slagen niet omdat hiermee eveneens geen verklaring wordt gegeven voor de tegenstrijdige verklaringen. Van een onzorgvuldig besluit is geen sprake.
5.3
De stelling van eiser dat hij niet de beschikking heeft over de dossiers waarvan de verklaringen van de halfbroer van eiser, de echtgenote van de halfbroer en de halfzussen deel uitmaken en dat sprake is van een grove onzorgvuldigheid van verweerder volgt de rechtbank evenmin. Verweerder heeft de verklaringen voor zover die gebruikt worden ter onderbouwing van het besluit als citaten in het besluit opgenomen. Dat verweerder niet de gehele verklaringen en het gehele dossier zonder toestemming van de betrokken personen ter beschikking heeft gesteld aan eiser, hangt samen met de privacy van de betrokken personen. Indien deze personen toestemming geven aan eiser om deze verklaringen en/of het dossier in te zien, bestaat de mogelijkheid van ter beschikking stellen wel. Van toestemming is evenwel niet gebleken.
6.1
Eiser voert verder aan dat hij geen enkele reden heeft om niet naar waarheid te verklaren over zijn leeftijd. Hij wijst op al hetgeen op dit onderdeel naar voren is gebracht, met name in de zienswijze. Verder voert eiser aan dat is gebleken dat verweerder het dossier van zijn halfbroer heeft onderzocht en dan moet het er ook voor worden gehouden dat in dat dossier de leeftijd van eiser staat. De broer heeft immers aangegeven dat eiser in [geboortejaar 2] is geboren. Ook wijst eiser er op dat in het eerdere voornemen waarin Griekenland als veilig land van herkomst was tegengeworpen ook geen punt is gemaakt van zijn leeftijd.
6.2
Ook deze betogen van eiser treffen geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen over zijn geboortedatum en zijn leeftijd heeft afgelegd, zoals weergegeven onder 1.4.1. Omdat eiser geen verschoonbare verklaring heeft gegeven waarom hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, heeft verweerder de door eiser gestelde geboortedatum en leeftijd ongeloofwaardig kunnen achten. De betogen dat de broer heeft aangegeven dat eiser in [geboortejaar 2] is geboren en dat verweerder in het eerdere voornemen geen punt heeft gemaakt van eisers leeftijd, maken het oordeel van de rechtbank niet anders, omdat dit niets afdoet aan de tegenstrijdige verklaringen van eiser over de geboortedatum en zijn leeftijd.
7.1
Eiser is verder van mening dat het standpunt van verweerder dat ook van iemand die analfabeet is mag verwacht worden dat hij eenduidig kan verklaren, niet is gegrond op enig (gedrags-)wetenschap, althans is deze redenering niet voorzien van enige objectieve informatie waaruit kan blijken dat dit een terechte aanname is. Iets verder in de gronden van beroep stelt eiser dat niet is gebleken dat en op welke manier er rekening is gehouden met zijn analfabetisme en referentiekader.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank treft ook dit betoog geen doel. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser wel kan lezen en dat analfabetisme niet maakt dat van eiser niet kan worden verwacht dat hij geen tegenstrijdige verklaringen aflegt, dat hij consistent verklaart en meer gedetailleerd kan verklaren over de problemen die hij zou hebben gehad met personen van de Al-Shabaab in Baidoa dan hij nu heeft gedaan. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder zoals weergegeven in 1.5.4 en
1.5.5.
De enkele stelling van eiser dat het standpunt van verweerder niet wetenschappelijk is onderbouwd, biedt de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel.
8.1
Het beroep is ongegrond.
8.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr.M.A. Buikema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.