ECLI:NL:RBDHA:2023:10041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/09/637109 / FA RK 22-7151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gegrondverklaring ontkenning en gerechtelijke vaststelling vaderschap met betrekking tot levenloos geboren kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van een moeder tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van haar ex-echtgenoot en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een andere man over haar levenloos geboren kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft aangevoerd dat de biologische vader van het kind, die in Mexico woont, niet in de geboorteakte is vermeld, terwijl haar ex-echtgenoot dat wel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende belang heeft bij de toewijzing van haar verzoeken, aangezien zij al de juridische moeder is van het kind en de verzoeken niet kunnen leiden tot wijziging van haar eigen rechtspositie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de wettelijke vereisten voor ontkenning en vaststelling van vaderschap niet zijn vervuld, omdat het kind levenloos is geboren. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd. De rechtbank concludeert dat er geen schending is van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat de moeder al de juridische moeder is van het kind en er geen mogelijkheid is om de afstammingsrelatie na de dood van het kind te wijzigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-7151
Zaaknummer: C/09/637109
Datum beschikking: 7 juli 2023

Ontkenning vaderschap/gerechtelijke vaststelling vaderschap

Beschikkingop het op 24 oktober 2022 ingekomen verzoek en op 7 november 2022 ingekomen aanvullend verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. G.G. Kempenaars te Almere.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
ten aanzien van de ontkenning vaderschap:
[naam02],
hierna: [naam02] ,
wonende te [woonplaats01] ,
ten aanzien van de gerechtelijke vaststelling vaderschap:
[naam03],
hierna: [naam03] ,
wonende te Mexico, regelmatig verblijvende te [plaats01] ,
[naam04](zo geheten blijkens het uittreksel uit de geboorteakte nr. [nummer01] , afgegeven op [datum01] 2023), geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,
hierna: [naam04] ,
in rechte vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , advocaat te [plaats] , in hoedanigheid van bijzondere curator.
Gelet op na te melden verzoeken is over:
[naam05], levenloos geboren op [geboortedatum02] 2021 te [geboorteplaats01] ,
hierna: [naam05] ,
als bijzondere curator benoemd: [bijzondere curator] , advocaat te [plaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 11 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het aanvullend verzoekschrift, met bijlagen;
- de instemmingsverklaring van [naam02] van 22 november 2022;
- het e-mailbericht van 23 november 2022 van [naam02] ;
- het e-mailbericht van 15 december 2022 van de zijde van de moeder;
- het verslag van bevindingen van de bijzondere curator;
- het e-mailbericht van 28 februari 2023 van [naam02] .
Op 4 april 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van de tolk [tolk01] , [naam02] , en de bijzondere curator. De behandeling ter zitting is aangehouden.
Op 24 mei 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van de tolk [tolk02] , [naam03] en de bijzondere curator.

Feiten

- De moeder en [naam02] zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum huwelijk01] 2017 tot [datum echtscheiding01] 2022.
  • De scheidingsprocedure tussen de moeder en [naam02] is problematisch verlopen.
  • In oktober 2020 hebben de moeder en [naam03] elkaar via internet leren kennen.
  • De moeder is begin 2021 naar Brazilië gegaan alwaar zij [naam03] op [datum02] 2021 voor het eerst in levende lijve heeft ontmoet.
  • De moeder en [naam03] hadden vanaf de aanvang de intentie om samen een gezin te stichten.
  • De moeder is snel zwanger geraakt, maar ze heeft een miskraam gehad, waarna de moeder vervolgens opnieuw zwanger is geraakt.
  • De moeder is, nadat zij voor de tweede keer zwanger is geraakt, naar Nederland teruggekeerd.
  • Tijdens de zwangerschap verbleef [naam03] in Mexico en verbleef de moeder in Nederland. [naam03] had een vliegticket en geld om naar Nederland te komen. Toen zijn moeder ziek werd heeft hij zijn vliegticket naar Nederland niet gebruikt en met het geld de begrafenis van zijn moeder bekostigd
  • [naam03] is tijdens de zwangerschap digitaal bij de zwangerschapscontroles van de moeder aanwezig geweest.
  • [naam05] is op [geboortedatum02] 2021 te [geboorteplaats01] levenloos geboren, zo blijkt uit de daarvan op de voet van artikel 1:19i, eerste lid BW, opgemaakte akte. Verzoekster en [naam02] zijn als ouders in de akte vermeld. [naam02] is tevens als aangever in de akte vermeld.
  • [naam03] was niet bij de geboorte van [naam05] noch bij haar begrafenis aanwezig.
  • Op 11 januari 2022 is de [naam03] uiteindelijk naar Nederland gekomen en toen is hij drie maanden gebleven.
  • In de periode daarna tot aan de zitting van 24 mei 2023 is [naam03] meerdere keren op en neer gereisd tussen Mexico en Nederland.
- Op [geboortedatum01] 2022 is te [geboorteplaats01] [naam04] uit de relatie van de moeder en [naam03] geboren.
- De moeder heeft de Braziliaanse nationaliteit.
- [naam02] heeft de Nederlandse nationaliteit.
- [naam03] heeft de Mexicaanse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 12 januari 2023, verbeterd bij beschikking van 3 april 2023, is [bijzondere curator] voornoemd, benoemd tot bijzondere curator ten einde [naam05] en [naam04] ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift en het aanvullend verzoekschrift van de moeder strekken thans nog tot:
gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder van het vaderschap van [naam02] over [naam05] ;
vaststelling van het vaderschap van [naam03] over [naam05] ;
bepaling dat [naam05] de achternaam van [naam03] zal verkrijgen en de verklaring van de ouders hieromtrent op te nemen in de beschikking;
althans zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Alle verzoeken ten aanzien van [naam04] zijn op de zitting van 4 april 2023 ingetrokken.
De bijzondere curator is van mening dat het in het belang van [naam05] is dat, nu uit het door de moeder bij haar aanvullend verzoekschrift overgelegde DNA-rapport volgt dat [naam02] niet de biologische vader van [naam05] is, haar geboorteakte wordt gecorrigeerd, zodanig dat de biologische vader [naam03] als vader zal worden vermeld en zodanig dat haar achternaam de naam van haar biologische vader zal zijn en ze daarmee dezelfde achternaam heeft als van haar broertje [naam04] . De bijzondere curator heeft geen verzoeken ingediend voor [naam05] .
[naam02] heeft geen verweer gevoerd. Hoewel hij ervan overtuigd is dat hij niet de biologische vader is van [naam05] , acht hij aanpassing van de geboorteakte van [naam05] niet strikt nodig, maar hij verzet zich er ook niet tegen.
[naam03] heeft ingestemd met de verzoeken van de moeder.

Beoordeling

Positie bijzondere curator
Deze rechtbank heeft bij genoemde beschikking van 12 januari 2023, verbeterd bij beschikking van 3 april 2023, de bijzondere curator mede voor [naam05] benoemd. Dit doet de vraag rijzen of de bijzondere curator [naam05] in dit geding kan vertegenwoordigen. [naam05] is immers – helaas – levenloos geboren.
Personen die zijn overleden hebben zelf geen belang meer, ook niet bij de uitkomst van een procedure; zij kunnen dus ook niet (in een procedure) optreden of vertegenwoordigd worden. De benoeming van de bijzondere curator is in deze procedure evenwel een gegeven. Zij heeft schriftelijk een standpunt ingenomen en de griffier heeft haar opgeroepen om op de zitting te verschijnen. Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank de bijzondere curator ter zitting in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. De bijzondere curator heeft geen verzoeken ingediend namens [naam05] . Daaromtrent zou overigens moeten worden geoordeeld dat de processuele openbare orde zich er tegen verzet dat zij in deze verzoeken wordt ontvangen.
Verzoeken van de moeder
Rechtsmacht ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling vaderschap
Nu de moeder in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van de gedane verzoeken op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Toepasselijk recht ontkenning vaderschap
Ingevolge artikel 10:93 jo artikel 10:92 BW past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek tot ontkenning vaderschap, zijnde het recht van de staat de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de moeder en [naam02] ten tijde van de geboorte van [naam05] .
Toepasselijk recht gerechtelijke vaststelling vaderschap
Ingevolge artikel 10:97 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ingevolge lid 3 van laatstgenoemd artikel is daarbij het tijdstip van indiening van het verzoek bepalend. Nu geen van de in artikel 10:97 BW genoemde situaties in dit geval van toepassing is, de rechtbank alsdan zoveel mogelijk moet aansluiten bij de wel in de wet geregelde situaties en [naam05] in Nederland levenloos is geboren, zal de rechtbank Nederlands recht op het verzoek toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder verzoekt in dit geding ontkenning van het vaderschap van [naam02] en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [naam03] over [naam05] . Zij voert hiertoe aan dat [naam03] [naam05] tijdens de zwangerschap niet kon erkennen omdat de moeder toen nog gehuwd was met [naam02] en [naam05] daardoor toen al twee juridische ouders had. Het is voor haar en [naam03] erg pijnlijk dat [naam02] in de akte is vermeld, terwijl hij niet de verwekker van [naam05] is. Bovendien heeft [naam02] haar haar tijdens de zwangerschap mishandeld, aldus de moeder.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
[naam05] heeft geen belang meer, ook niet bij de wijziging van haar burgerlijke staat. De moeder heeft niet gesteld als wettelijk vertegenwoordiger van [naam05] op te treden en dat kan zij ook niet.
De moeder heeft onvoldoende eigen belang bij de toewijzing van haar verzoeken, zoals bedoeld in artikel 3:303 BW. Toewijzing daarvan kan immers niet leiden tot de wijziging van haar eigen rechtspositie. Zij is en blijft de juridische moeder van [naam05] . Zo staat ze ook in [naam05] ’s geboorteakte. Dat de moeder het erg pijnlijk vindt dat [naam02] als juridische vader op de akte van geboorte (levenloos) staat, terwijl hij niet [naam05] ’s biologische vader is, is invoelbaar. Echter, een zuiver emotioneel belang, hoe zwaarwegend ook, is volgens vaste rechtspraak voor een vordering in rechte onvoldoende (HR 9 oktober 1998, NJ 1998, 853 (Van Aalten/VCWO). Hierop stranden de verzoeken van de moeder.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de verzoeken ook overigens niet toewijsbaar zijn.
Het bepaalde in artikel 1:200 BW (ontkenning vaderschap) juncto artikel 1:2 BW verlangt dat sprake is van een nog levend kind. Ook het bepaalde in artikel 1:207 BW (gerechtelijke vaststelling vaderschap) in verbinding met artikel 1:2 BW gaat hiervan uit. Op grond van artikel 1:207 lid 4 BW kunnen na de dood van het kind slechts afstammelingen van het kind gerechtelijke vaststelling van het vaderschap vragen. De moeder kan dat in dit geval niet. Deze wettelijke vereisten zijn erop gebaseerd dat de natuurlijke persoonlijkheid aanvangt met de geboorte en de ongeboren vrucht nog geen persoon is. Een kind dat levend ter wereld komt, heeft persoonlijkheid en daarmee rechtsbevoegdheid. Na de dood kan de afstammingsband in beginsel niet worden gewijzigd. Deze wettelijke eisen hebben goede grond. Dat de verzoeken van de moeder in het geval [naam05] nu nog in leven zou zijn toewijsbaar zouden zijn, omdat voor het overige aan de wettelijke vereisten (waaronder de eis dat [naam03] de biologische vader van [naam05] is) is voldaan, moge juist zijn, maar die situatie doet zich hier nu juist niet voor.
De moeder heeft betoogd dat afwijzing van haar verzoeken op grond van de wet in strijd komt met het bepaalde in artikel 8 EVRM. Hieromtrent overweegt de rechtbank, eveneens ten overvloede, nog het volgende. Jegens de moeder is in dit geval geen sprake van schending van het bepaalde in artikel 8 EVRM. Haar family life met [naam05] staat niet ter discussie, zij is al de juridische moeder van [naam05] . Toewijzing van haar verzoeken kan in haar rechtspositie geen verandering brengen.
Alleen in de rechtspositie van [naam02] en [naam03] ten opzichte van [naam05] zou nog verandering kunnen worden gebracht. [naam02] acht aanpassing van de geboorteakte van [naam05] niet strikt nodig, maar hij verzet zich er ook niet tegen. [naam03] zou dit wel graag willen. Beide laatstgenoemden hebben geen hiertoe strekkend verzoek ingediend. Het is, gegeven de specifieke feiten en omstandigheden van dit geval, verder de vraag of, als [naam03] een daartoe strekkend verzoek zou indienen, afwijzing van zijn verzoek jegens hem strijd met het bepaalde in artikel 8 EVRM zou (kunnen) opleveren. Allereerst heeft het bepaalde in de wet goede grond. Bovendien is artikel 8 EVRM vooral bedoeld om de banden tussen levende mensen te beschermen en bevorderen [1] en kan dat doel hier helaas niet meer worden bereikt. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft nawerking van artikel 8 EVRM na de dood
in bepaalde gevallenaanvaard. Dit ziet, zo blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM, op feitelijke kwesties die van belang zijn voor de nabestaanden [2] , maar niet op het verbreken en vestigen van afstammingsrelaties na de dood. Tot slot springt in het oog dat het bij family life moet gaan om het werkelijk bestaan in de praktijk van nauwe persoonlijke banden [3] , en dat
bij wijze van uitzonderingook ‘intended family life’ voor bescherming in aanmerking kan komen. [4] Daarbij gaat het om de aard van de relatie tussen de ouders en de door de man getoonde interesse en toewijding aan het kind voor en na de geboorte; tevens is vereist dat niet aan de man toe te rekenen is dat het beoogde family life niet tot stand is gekomen.
Gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval kan niet worden aangenomen dat daadwerkelijk family life tussen [naam03] en [naam05] is ontstaan. Ook het aannemen van intended family life tussen [naam03] en [naam05] is in dit geval lastig, nog daargelaten of dat tot de door de moeder wenselijk geachte juridische consequentie zou kunnen leiden. De moeder en [naam03] hebben immers weliswaar van de aanvang af de intentie gehad om samen een gezin te vormen, en [naam03] is digitaal bij de zwangerschapscontroles van de moeder aanwezig geweest, maar [naam03] is door omstandigheden, die mede op een eigen keuze van [naam03] berusten, tijdens de zwangerschap niet fysiek in de buurt van de moeder geweest en hij is evenmin bij de bevalling en de begrafenis van [naam05] aanwezig geweest.
Afwijzing van de verzoeken van de moeder resulteert er tot slot in dat de tijdens het leven van [naam05] in de buik van de moeder op grond van de wet gevormde rechtsrelatie dienovereenkomstig in de registers van de burgerlijke stand blijft geregistreerd.
Bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [naam05] en [naam04] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzochte af;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2023.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld EHRM 27 oktober 1994, nr. serie A nr. 297-C Kroon e.a. v. Nederland, par. 30.
2.Vgl. EHRM 20 juli 2021, nr. 12886/16, Polat v. Oostenrijk par. 48 met verdere verwijzingen.
3.Vgl. o.m. EHRM 24 januari 2017, nr, 25358/12 Paradiso and Campanelli v. Italië, par. 140-141 en EHRM 22 april 1997, nr. 21830/93, X, Y en Z v. het Verenigd Koninkrijk, par. 36.
4.Vgl. EHRM 22 juni 2004, nrs. 78028/01 en 78030/01 Pini and Others v. Roemenië, par. 143 en 146; EHRM 29 juni 1999, nr. 27110/95 Nylund v. Finland; EHRM 1 juni 2004, nr 45582/99, L. v. Nederland, par. 36; EHRM 21 december 2010, nr. 20578/07, Anayo v. Duitsland, 2010, par. 57.