ECLI:NL:RBDHA:2023:10033
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Indiase nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat hem op 22 januari 2023 was opgelegd, met een vertrektermijn van 28 dagen, en een voornemen tot het opleggen van een inreisverbod van twee jaar. Eiser was niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de vrije termijn, zoals bedoeld in artikel 3.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000, met meer dan drie dagen had overschreden, wat de basis vormde voor het terugkeerbesluit.
Eiser heeft in zijn beroepsgronden enkel argumenten aangevoerd tegen het inreisverbod, terwijl het beroep was ingesteld tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden niet konden worden opgevat als een zienswijze tegen het voornemen tot het opleggen van het inreisverbod, omdat deze niet gericht waren op het definitieve inreisverbod dat pas op 23 februari 2023 was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat het beroep prematuur was ingesteld en daarom niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van zienswijzen binnen de gestelde termijnen en de noodzaak voor eiser om zijn argumenten tijdig en gericht aan te voeren. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.