ECLI:NL:RBDHA:2022:9996
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening mvv-aanvraag wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die ernstig wordt bedreigd door de Taliban in Afghanistan, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel verzoekster mogelijk een spoedeisend belang heeft om Afghanistan te verlaten, dit niet betekent dat zij ook een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De gevraagde voorziening zou verzoekster niet helpen in haar wens om Afghanistan te ontvluchten, aangezien zij zelf naar het buitenland zou moeten reizen om de mvv op te halen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening en dat het besluit van de Staatssecretaris niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.