ECLI:NL:RBDHA:2022:9994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
NL22.1194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een EU-burger en rechtmatig verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Portugese burger. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar op 24 januari 2022 in bewaring had gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de bewaring en voerde aan dat zij binnen haar vrije termijn in Nederland verbleef en nooit ongewenst was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland had, wat eerder was bevestigd door een uitspraak van de rechtbank op 12 mei 2021. Eiseres was op 25 november 2021 uitgezet naar Portugal, maar had kort na haar uitzetting weer geprobeerd terug te keren naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar verblijf in Nederland niet daadwerkelijk en effectief had beëindigd, en dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring. De rechtbank concludeerde dat het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen aanwezig was, en dat de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd had waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1194
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen B. van Wetering. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Portugese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1989] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiseres betwist de feitelijke juistheid van alle gronden, met uitzondering van de lichte grond 4e. Eiseres voert aan dat ze binnen haar vrije termijn in Nederland verbleef. Eiseres voert hiertoe aan dat ze nooit ongewenst is verklaard en dat er geen bijzonder inreisverbod is opgelegd. Omdat ze in haar vrije termijn in Nederland verbleef, heeft ze zich niet onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen. Daarnaast rustte er ook geen terugkeerverplichting op haar.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder wijst er terecht op dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, wat is bevestigd door rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht op 12 mei 2021.1 Op 22 oktober 2021 is eiseres in bewaring gesteld, juist omdat ze geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Op 25 november 2021 is eiseres uitgezet naar Portugal.
5. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat er een nieuwe vrije termijn is gaan lopen, overweegt de rechtbank als volgt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bij het arrest van 22 juni 20212 - samengevat- bepaald onder welke omstandigheden een Unieburger, die eerder uit een lidstaat is verwijderd, weer rechtmatig verblijf in die lidstaat kan krijgen. De Unieburger moet dan die lidstaat fysiek hebben verlaten en hij moet zijn verblijf in die lidstaat daadwerkelijk en effectief hebben beëindigd. Dit betekent dat ten aanzien van die Unieburger bij terugkeer naar die lidstaat niet kan worden aangenomen dat zijn hernieuwde verblijf in werkelijkheid een voortzetting is van zijn eerdere verblijf in die lidstaat. Eiseres heeft in het gehoor voor de inbewaringstelling onder andere het volgende verklaard:

Verbalisant: Wanneer bent u weer terug gekomen naar Nederland na uw uitzetting op 25 november 2021?
Eiseres: Ik ben eind december 2021weer naar Nederland gekomen. Ik weet niet meer precies de datum.
Verbalisant: Waarom bent u terug gekeerd naar Nederland nadat u was uitgezet? Eiseres: Ik ben achter mijn man aangegaan en achter het leven. Mijn leven is niet in Portugal.
en
1. AWB 20/4617, ECLI:NL:RBDHA:2021:5787.
2 Zie het arrest FS tegen Nederland, Zaak C-719/19, ECLI:EU:C:2021:506.

Verbalisant: Wat heeft u eraan gedaan om een bestendig verblijf op te bouwen in Portugal?
Eiseres: Ik ben bij mijn ouders geweest, maar het was heel erg moeilijk. Altijd ruzie enz dit komt door mijn verslaving. Ik ben niet lang in Portugal geweest, want ik wilde terug naar mijn vriend en die woont in Nederland.
6. Hieruit volgt dat eiseres haar verblijf in Nederland niet daadwerkelijk en effectief heeft beëindigd. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiseres in haar vertrekgesprek van 25 januari 2022 heeft verklaard dat ze twee dagen na haar uitzetting [busmaatschappij] terug naar Nederland heeft genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De zware gronden 3b en 3i zijn feitelijke juist en in het bestreden besluit zijn deze gronden voldoende gemotiveerd. Deze twee gronden kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De rechtbank laat daarom de overige geschilpunten over de gronden van de bewaring onbesproken. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
8. Eiseres voert ten aanzien van het lichter middel aan dat er te makkelijk is gekozen voor inbewaringstelling enkel omdat zij eerder in bewaring is gesteld en is uitgezet naar Portugal. Eiseres verbleef binnen haar vrije termijn in Nederland.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen volgt uit de gronden. Verweerder heeft in de motivering van de maatregel van bewaring ook meegenomen dat eiseres in het gehoor voor de ophouding en het gehoor voor de inbewaringstelling heeft verklaard dat zij niet terug wil naar Portugal. Op het moment van het opleggen van de maatregel van bewaring mocht verweerder er dan ook vanuit gaan dat eiseres niet zou meewerken aan haar vertrek. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat uit de verklaringen van eiseres kan worden afgeleid dat het risico dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken, nog steeds bestaat. Daarnaast heeft verweerder is gemotiveerd ingegaan op de medische omstandigheden van eiseres (haar heroïneverslaving). Verweerder heeft er op gewezen dat de gezondheidszorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij en dat de heroïneverslaving van eiseres haar niet detentieongeschikt maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 februari 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.