ECLI:NL:RBDHA:2022:9930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
AWB 21/7524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang na feitelijke overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling die bezwaar had gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht aan Italië. De vreemdeling, eiser, had op 28 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht die op 4 mei 2021 zou plaatsvinden. Eiser stelde dat de overdracht niet tijdig was en dat er geen beslissing was genomen op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke overdracht op 4 mei 2021 reeds had plaatsgevonden en dat er geen procesbelang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen andere belangen had gesteld die een beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Vreemdelingenwet 2000 en eerdere rechtspraak, waarbij werd vastgesteld dat voor ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep procesbelang vereist is. Aangezien de overdracht al had plaatsgevonden, was er geen mogelijkheid voor de rechtbank om eiser in een gunstigere positie te brengen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en de griffier was M.G. den Ambtman. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7524
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2022 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. S.C. van Paridon,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke overdracht aan Italië op 4 mei 2021.
Op 14 september 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Op 23 december 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar van 28 april 2021.

Overwegingen

Inleiding
1. Met de kennisgeving van 26 april 2021 heeft verweerder eiser laten weten dat hij op 4 mei 2021 zal worden overgedragen aan Italië. De bevoegdheid tot overdracht vloeit voort uit het (asiel)besluit van 4 maart 2021. Eiser heeft op 28 april 2021 tegen de feitelijke overdracht bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 3 mei 2021 (AWB 21/2578) heeft de voorzieningenrechter dat verzoek afgewezen. Op 4 mei 2021 is de overdracht geëffectueerd.
Het standpunt verweerder
2. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift van 10 januari 2022 primair op het standpunt dat geen sprake is van niet tijdig beslissen. Door middel van de feitelijke overdracht op 4 mei 2021 is volgens verweerder reeds op het bezwaar beslist. Een nadere schriftelijke toelichting is volgens verweerder niet meer nodig. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Subsidiair stelt verweerder dat het beroep ook om andere reden niet-ontvankelijk is. Eiser heeft volgens verweerder geen actueel procesbelang omdat hij reeds op 4 mei 2021 aan Italië is overgedragen.
Het oordeel van de rechtbank
3.1.
De overdracht aan Italië is een feitelijke handeling die op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 met een besluit is gelijkgesteld. De rechtbank volgt verweerder echter niet in het (primaire) standpunt dat met de effectuering van de feitelijke overdracht reeds op het bezwaar is beslist. Het gaat hier immers om hetzelfde ‘primaire’ besluit als waartegen het bezwaar is gericht.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder tot op heden geen besluit op het bezwaar van 28 april 2021 heeft genomen. Dit betekent volgens de rechtbank nog niet dat het beroep niet tijdig beslissen daarom gegrond is. De rechtbank zal eerst beoordelen of eiser in zijn beroep kan worden ontvangen.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak is voor een ontvankelijk bezwaar of (hoger) beroep, onder meer, vereist dat kan worden gewezen op enig direct tot de rechtsstrijd van partijen te herleiden (proces)belang bij een beslissing op bezwaar of (hoger) beroep, in die zin dat de eisende partij door die beslissing in een gunstigere positie zou kunnen geraken.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift van eiser gericht was tegen de feitelijke overdracht aan Italië en dat de overdracht inmiddels is geëffectueerd. Omdat een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar hierin geen verandering kan brengen en eiser geen andere belangen heeft gesteld, dient het beroep naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank vindt steun voor dit standpunt in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 19 december 2018 (AWB 18/6935).
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op 8 september 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.