ECLI:NL:RBDHA:2022:9930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang na feitelijke overdracht aan Italië
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling die bezwaar had gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht aan Italië. De vreemdeling, eiser, had op 28 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht die op 4 mei 2021 zou plaatsvinden. Eiser stelde dat de overdracht niet tijdig was en dat er geen beslissing was genomen op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke overdracht op 4 mei 2021 reeds had plaatsgevonden en dat er geen procesbelang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen andere belangen had gesteld die een beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Vreemdelingenwet 2000 en eerdere rechtspraak, waarbij werd vastgesteld dat voor ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep procesbelang vereist is. Aangezien de overdracht al had plaatsgevonden, was er geen mogelijkheid voor de rechtbank om eiser in een gunstigere positie te brengen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en de griffier was M.G. den Ambtman. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.