ECLI:NL:RBDHA:2022:9928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
9934596 RP VERZ 22-50272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst gemeenteambtenaar wegens ernstig verwijtbaar handelen en schending geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een gemeenteambtenaar. De werkgever, de gemeente Den Haag, verzocht om ontbinding op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werkneemster, die sinds 1985 in dienst was. De werkneemster had vertrouwelijke informatie over een melder, die een integriteitsschending had gemeld, op niet-functionele wijze geraadpleegd en doorgegeven aan een derde. Dit handelen werd gezien als een schending van de ambtseed en de Gedragscode van de gemeente. De kantonrechter oordeelde dat het handelen van de werkneemster als ernstig verwijtbaar moest worden aangemerkt, waardoor herplaatsing niet mogelijk was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding, omdat de werkneemster ernstig verwijtbaar had gehandeld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
MD/c
Zaaknr.: 9934596 \ RP VERZ 22-50272
Uitspraakdatum: 26 augustus 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Den Haag,
gevestigd te Den Haag,
verzoekende partij,
verder te noemen: de werkgever,
gemachtigde: mr. H.J. de Wit,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verder te noemen: de werkneemster,
gemachtigde: mr. E.J.W.F. Deen.

1.Het procesverloop

1.1.
De werkgever heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, bij de griffie ingekomen op 13 juni 2022, verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. De werkneemster heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de werkneemster aanvullende producties (productie 13 t/m 24) ingediend.
1.3.
Op 2 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn namens de werkgever [naam 1] , bijgestaan door
mr. H.J. de Wit en de werkneemster in persoon, bijgestaan door mr. E.J.W.F. Deen. Daarbij heeft de werkgever pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
1.4.
De kantonrechter heeft de datum van de beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werkneemster is geboren op [geboortedag] 1966 en sinds 1 maart 1985 in dienst bij de werkgever, laatstelijk in de functie van [functie] tegen een salaris van € 2.311,56 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en verdere emolumenten.
2.2.
Op 11 maart 1985 heeft de werkneemster een eed of belofte afgelegd. In de door werkneemster ondertekende verklaring staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
d. zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen, dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling ben verplicht.”
2.3.
Met ingang van 1 januari 2020 is door de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) de ambtenaarrechtelijke aanstelling van de werkneemster van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst als bedoeld in titel 10 van boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.4.
In de Ambtenarenwet staat, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 6:De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.”
2.5.
Binnen de gemeente Den Haag is een Gedragscode op iedere medewerker van toepassing verklaard. In de Gedragscode 2018 (hierna: de Gedragscode) staat nader omschreven wat onder goed ambtenaarschap wordt verstaan. In de Gedragscode staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Goed ambtenaarschap
Als ambtenaar bij de gemeente Den Haag doe je op professionele wijze je werk voor de stad, haar bewoners en de organisatie. Je handelt open en transparant. Je neemt je verantwoordelijkheid en legt gevraagd en ongevraagd verantwoording af over je handelen. Je beschadigt het vertrouwen van anderen niet.
Jij als ambtenaar

Je doet alles wat in jouw vermogen ligt om je handelen objectief en onafhankelijk te laten zijn. je houdt zakelijke en persoonlijke belangen gescheiden. Mocht dat voor jou of een ander niet zo zijn of lijken, dan maak je dat bespreekbaar. Je begrijpt dat zelfs de schijn van belangenverstrengeling ongewenst is.
(…)
Jij en je werk
  • Als ambtenaar ben je je bewust van je bijzondere positie als vertegenwoordiger van een publieke organisatie. Je gaat op professionele wijze om met jouw bevoegdheden en met de informatie en middelen waar je over beschikt. Tijdens, vóór en ná je werk.
  • Je bent je bewust van het ambtsgeheim en gaat daarom zorgvuldig om met (vertrouwelijke) informatie, richting collega’s, burgers, ondernemers en bezoekers van de stad.
  • De Meldplicht Datalekken verplicht je om bewust of per abuis gelekte informatie te melden bij het IDC Serviceplein. Je bent daarbij zo volledig mogelijk.
(…)

Je gebruikt zakelijke systemen en informatie alleen voor het doel waarvoor je toegang hebt gekregen.”
2.6.
Op 20 april 2021 is door een derde (hierna: de melder) bij de werkgever melding gedaan van een mogelijke integriteitsschending binnen de gemeente Den Haag. In deze melding wordt de naam van de werkneemster genoemd.
2.7.
Naar aanleiding van voornoemde melding heeft de werkgever intern onderzoek verricht. In het kader van het onderzoek is de werkneemster zowel op 21 juni 2021 als op 9 september 2021 gehoord.
2.8.
Op 12 mei 2022 is de werkneemster door de werkgever geschorst.

3.Het verzoek

3.1.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werkneemster te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a BW in verbinding met primair artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW, subsidiair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d en meer subsidiair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel i. Daarbij stelt de werkgever zich op het standpunt dat werkneemster geen transitievergoeding toekomt omdat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden zonder inachtneming van de opzegtermijn.
3.2.
Aan dit verzoek legt de werkgever – kort gezegd – ten grondslag dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkneemster, zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het is evident dat de werkneemster haar ambtseed, de Gedragscode, de interne werkprocessen en de regels binnen de gemeente heeft geschonden. De schending van werkneemster bestaat eruit dat werkneemster in weerwil van de regels de haar toevertrouwde informatiesystemen zowel in 2016 als op 23 maart 2021 niet-functioneel heeft geraadpleegd door gegevens van de melder op te zoeken. Daarnaast heeft ze een collega eveneens laten zoeken op de naam van de melder. De gegevens van melder heeft de werkneemster vervolgens doorgespeeld aan [naam 2] , een bekende van haar. Kort nadat de werkneemster de gegevens van melder heeft opgezocht ontving melder dreigende en intimiderende post van een derde. Verder rekent de werkgever het de werkneemster zwaar aan dat zij tijdens het interne onderzoek naar de werkgever toe niet naar waarheid heeft verklaard. Gelet op het voorgaande heeft de werkneemster ernstig verwijtbaar gehandeld, dan wel is gebleken dat de werkneemster niet (langer) geschikt is om te fungeren als ambtenaar. Van de werkgever kan niet worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst van de werkneemster continueert.

4.Het verweer

4.1.
De werkneemster verweert zich tegen het verzoek. Werkneemster erkent dat zij fout en in strijd met de Gedragscode heeft gehandeld door het informatiesysteem van de werkgever niet-functioneel te gebruiken. Dat handelen van de werkneemster is weliswaar verwijtbaar maar rechtvaardigt, gelet op de omstandigheden, niet de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarbij is van belang dat de werkneemster sinds 1985 een onberispelijk dienstverband kent en dat zij zich genoodzaakt zag om een in de steek gelaten vrouw te helpen. De werkneemster heeft de vrouw enkel medegedeeld dat de melder niet in Den Haag woonachtig is, zij heeft niet de exacte adresgegevens van melder geopenbaard. Zij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat de melder onwelgevallige post heeft ontvangen. Verder betwist de werkneemster dat zij ongeschikt is om de bedongen arbeid te verrichten. De gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient primair te worden afgewezen. Subsidiair dient bij de ontbinding rekening te worden gehouden met de geldende opzegtermijn en de toekenning van een transitievergoeding.

5.De beoordeling

Verwijtbaar handelen of nalaten (de e-grond)
5.1.
De centrale vraag in deze zaak is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Mocht de ontbinding worden toegewezen dan moet ook worden beoordeeld per wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt en of aan de werkneemster de transitievergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werkneemster binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling). De kantonrechter stelt vast dat onderhavig verzoek geen verband houdt met enig opzegverbod.
5.3.
De werkgever grondt haar ontbindingsverzoek primair op de redelijk grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het handelen van de werkneemster als verwijtbaar in de zin van artikel 7:669 lid 3 aanhef onderdeel e BW worden aangemerkt, en vormt het om die reden een voldragen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.5.
Met ingang van 1 maart 1985 heeft de werkneemster een aanstelling op basis van het ambtenarenrecht. Deze aanstelling is door de WNRA per 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De werkneemster is echter nog steeds ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet, die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Integriteit is voor een ambtenaar essentieel, zoals ook blijkt uit de onder rechtsoverwegingen 2.2. tot en met 2.5. genoemde elementen die de vereiste integriteit van een ambtenaar verwoorden en tot uitdrukking brengen. Om die reden voert de werkgever een actief integriteitsbeleid door (onder meer) activiteiten aan te bieden ter bevordering van het integriteitsbewustzijn van medewerkers, het plaatsen van de regels en richtlijnen op intranet en door het aan de orde te stellen van integriteitsissues in werkoverleggen. Bij haar aanstelling heeft de werkneemster de ambtseed of -belofte afgelegd, waarmee wordt gewaarborgd dat de ambtenaar kennis neemt van het belang van integriteit. Verder is binnen de gemeente Den Haag de Gedragscode op iedere medewerker van toepassing. In de Gedragscode wordt weergegeven welke normen en waarden horen bij goed ambtenaarschap en integriteit op de werkvloer. Door werkneemster is niet weersproken dat zij bekend is met het actieve integriteitsbeleid van de werkgever, alsmede met de daarmee samenhangende regels en de Gedragscode.
5.6.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de werkneemster zowel in 2016 als in 2021 het informatiesysteem van de werkgever op niet-functionele wijze heeft geraadpleegd, in die zin dat zij gegevens van de melder alsmede zijn ex-partner heeft opgezocht. Door de werkneemster is erkend dat zij een fout heeft gemaakt en daarmee verwijtbaar heeft gehandeld. De werkneemster stelt zich op het standpunt dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst, gelet op de verhouding tussen de gemaakte fout en haar langdurig en onberispelijk dienstverband, een te zware en onredelijke sanctie is. Dat standpunt houdt geen stand. Reeds is uiteengezet dat integriteit een essentieel onderdeel is bij de uitoefening van de werkzaamheden door een ambtenaar. In de Gedragscode is toegelicht wat precies valt onder integriteit en staan ook gedragsregels voor ambtenaren die bij de werkgever werkzaam zijn. Zo dient een ambtenaar zich bewust te zijn van zijn beroepsgeheim en dient zij zorgvuldig om te gaan met vertrouwelijke informatie. Zakelijke systemen en informatie mogen enkel gebruikt worden voor het doel waarvoor de ambtenaar daartoe toegang heeft verkregen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de werkneemster door het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan een derde, die niet bij de werkgever werkzaam was, in strijd gehandeld met het integriteitsbeleid en de toepasselijke regels van de werkgever. Daarnaast vormt de oneigenlijke informatieverstrekking een schending van de door werkneemster afgelegde ambtseed of -belofte. Dit handelen is verwijtbaar aan de werkneemster.
5.7.
Naast het in strijd handelen met het integriteitsbeleid van de werkgever heeft de werkneemster tevens verwijtbaar gehandeld door haar moeizame medewerking aan het door de werkgever uitgevoerde integriteitsonderzoek. Tijdens voornoemd onderzoek is de werkneemster tweemaal gehoord in verband met de mogelijke integriteitsschending die destijds door de melder is gemeld. Door de werkneemster is toen aangegeven dat zij er geen verklaring voor heeft dat zij in een kort tijdsbestek de gegevens van zowel de melder als zijn ex-partner heeft opgezocht en aangeklikt. De werkneemster ontkende herhaaldelijk een fout te hebben gemaakt of vertrouwelijke informatie naar een persoon buiten de organisatie te hebben gestuurd. Het had, gelet op de ernst van de door haar gemaakte fout, op de weg van de werkneemster gelegen om tijdig aan haar werkgever te melden dat zij vertrouwelijke informatie heeft doorgespeeld, zeker toen zij daartoe door de werkgever specifiek is bevraagd. Dit heeft zij echter niet gedaan. Daar komt bij dat de werkneemster nog steeds stelt dat zij geen adresgegevens heeft gelekt, maar dat zij enkel heeft gemeld dat de melder niet in Den Haag woonachtig was. De werkgever heeft echter een verklaring van de politie overgelegd (productie 4 bij dagvaarding) waaruit blijkt dat de ex-partner van de melder heeft bevestigd dat zij van de werkneemster meer informatie heeft ontvangen. Door herhaaldelijk informatie achter te houden, en aanvankelijk zelfs de gemaakte fout te ontkennen, heeft de werkneemster zeer onzorgvuldig en verwijtbaar gehandeld. Dat de werkneemster, zo stelt zij, de informatie enkel heeft verstrekt om een wanhopige vrouw te helpen doet aan dat oordeel niets af.
5.8.
Het voorgaande tezamen genomen maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 aanhef onderdeel e BW. Nu sprake is van verwijtbaar handelen van de werkneemster, ligt herplaatsing niet in de rede. Om die reden zal het verzoek van de werkgever worden toegewezen in die zin dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW zal worden ontbonden.
Datum ontbinding en transitievergoeding
5.9.
In beginsel dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. De werkgever heeft echter gesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door de werkneemster. Om die reden heeft de werkgever verzocht om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn en de overeenkomst per direct en zonder toekenning van een transitievergoeding te ontbinden.
5.10.
Ingevolge artikel 7:671b lid 9 onderdeel a en b BW bepaalt de kantonrechter bij ontbinding het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, maar kan hij het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op een eerder tijdstip, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Voorts bepaalt artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW dat de transitievergoeding niet verschuldigd is, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
5.11.
Ter beoordeling van de vraag of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster stelt de kantonrechter voorop dat uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat de wetgever de lat voor ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer hoog heeft gelegd. Het criterium ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten’ dient volgens de regering door de rechter met de nodige terughoudendheid te worden toegepast.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in het geval van de werkneemster desondanks sprake van ernstig verwijtbaar handelen. Door als gemeenteambtenaar misbruik te maken van aan haar toevertrouwde informatie(systemen) is de werkneemster ver over de schreef gegaan. Daarbij weegt mee het feit dat de werkneemster op geen enkel moment de verantwoordelijkheid heeft genomen om aan de werkgever te melden dat zij vertrouwelijke informatie aan een derde heeft doorgespeeld. Ondanks het feit dat de werkgever een integriteitsonderzoek had uitgevoerd waarbij de werkneemster tweemaal is gehoord heeft de werkneemster nagelaten om de waarheid te vertellen. Pas in het verweerschrift in de onderhavige procedure heeft de werkneemster haar handelen, zij het gedeeltelijk, erkend.
5.13.
Aangezien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werkneemster behoeft geen opzegtermijn in acht te worden genomen. Om die reden zal de arbeidsovereenkomst per heden worden ontbonden.
5.14.
Het ernstig verwijtbare handelen heeft, met toepassing van artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW, tevens tot gevolg dat de werkneemster geen transitievergoeding toekomt. De werkneemster heeft niet, althans onvoldoende, aangetoond waarom het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het verweer van de werkneemster wordt om die reden gepasseerd.
5.15.
Gelet op het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden zonder dat aan de werkneemster een transitievergoeding toekomt en zonderinachtneming van een opzegtermijn.
Proceskosten
5.16.
De proceskosten worden, conform het verzoek van de werkgever, gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter en op 26 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.