ECLI:NL:RBDHA:2022:9925
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Nigeria
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens identiteit en asielrelaas ongeloofwaardig werden geacht, had op 13 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 september 2022 behandeld, samen met een andere zaak (NL22.13917). Tijdens de zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de uitspraak in de andere zaak en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Grazell, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.