ECLI:NL:RBDHA:2022:9923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
NL22.18131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingenrecht en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, geboren in 1972 en van Senegalese nationaliteit, had op 19 juli 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, welke op 1 september 2022 werd opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was, maar dat de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding nu centraal staat. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring tussen 27 juli 2022 en 1 september 2022 rechtmatig was, en dat de overschrijding van de wettelijke termijn voor het sluiten van het onderzoek geen onrechtmatigheid met zich meebracht, aangezien eiser niet in zijn belangen is geschaad. Eiser had betoogd dat de maatregel eerder opgeheven had moeten worden vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting naar Senegal, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gelegenheid had gehad om eiser tot medewerking te bewegen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18131

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van
bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet
2000 (Vw) opgelegd.
Verweerder heeft op 1 september 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1972 en de Senegalese nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 3 augustus 2022 (in de zaak NL22.14054) volgt dat de onderhavige maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op 27 juli 2022 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was.
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring tussen 27 juli 2022 en 1 september 2022 rechtmatig is geweest.

Ambtshalve beoordeling

4. De rechtbank stelt vast dat het vervolgberoep is ingesteld op 12 september 2022, terwijl de maatregel van bewaring al met ingang van 1 september 2022 is opgeheven. Nu er echter geen wettelijke termijn is waarbinnen eiser een vervolgberoep moet instellen en er geen aanleiding is voor het oordeel dat het vervolgberoep onredelijk laat is ingediend, is het vervolgberoep ontvankelijk.
5. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank, indien het beroep is ingesteld tegen de voortduring van de vrijheidsontneming, het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Op grond van het tweede lid van dit artikel doet de rechtbank uitspraak binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek. Dit betekent dat het onderzoek op uiterlijk 19 september 2022 had moeten worden gesloten. De rechtbank heeft het onderzoek evenwel pas gesloten op 20 september 2022. Deze overschrijding van de wettelijke termijn leidt echter niet zonder meer tot het oordeel dat (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig is, nu het hierbij niet gaat om een fatale termijn. [1] Nu eiser reeds voordat het vervolgberoep was ingesteld in vrijheid was gesteld en de rechtbank alsnog binnen de daarvoor geldende termijn uitspraak doet, is eiser niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank ziet daarin aanleiding om aan de termijnoverschrijding geen consequenties te verbinden.

Beroepsgronden

6. Eiser betoogt dat verweerder de bewaringsmaatregel eerder had moeten opheffen wegens het ontbreken van zicht op uitzetting naar Senegal binnen een redelijke termijn. Uit het voortgangsrapport van verweerder blijkt dat de maatregel is opgeheven omdat uit intern contact met de Directie Internationale aangelegenheden (DIA) is gebleken dat onduidelijk is of een eventuele nationaliteitsbevestiging zal leiden tot afgifte van een Laissez-Passer (LP). Uit het voortgangsrapport blijkt voorts dat de Senegalese consul de nationaliteit van vreemdelingen met een kopie van hun paspoort eventueel wil bevestigen. Nu verweerder wist dat eiser niet over een kopie van zijn paspoort beschikt, had verweerder tevens moeten weten dat voor eiser geen LP zou worden afgegeven, zodat om die reden zicht op uitzetting naar Senegal steeds heeft ontbroken.
7. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Hierbij is van belang dat eiser volgens de maatregel van bewaring heeft verklaard dat hij zijn Senegalese paspoort bewust bij een vriendin in België heeft achtergelaten om te voorkomen dat hij naar Senegal zal worden teruggestuurd. Gesteld noch gebleken is dat eiser dit paspoort of een kopie hiervan niet in het kader van zijn medewerkingsplicht aan verweerder had kunnen overleggen. Onder deze omstandigheden bestond geen aanleiding om aan te nemen dat bij volledige medewerking van eiser aan hem geen LP zou worden vertrekt. [2] Verweerder diende dan ook in de gelegenheid te worden gesteld om eiser alsnog tot medewerking aan zijn uitzetting te bewegen en het lopende traject rond de aanvraag van een LP voor eiser bij de Senegalese autoriteiten af te wachten. Uit het voortgangsrapport blijkt dat op 28 juli en 18 augustus 2022 schriftelijk bij de Senegalese autoriteiten is gerappelleerd, dat op 25 augustus 2022 een vertrekgesprek met eiser is gehouden en dat op 25, 26 augustus en 1 september 2022, door tussenkomst van DIA, overleg is gevoerd met de consul van Senegal. Toen DIA op 1 september 2022 liet weten dat ook met een vaststelling van eisers nationaliteit niet zeker zou zijn dat aan hem een LP zou worden verleend, heeft verweerder de bewaringsmaatregel nog diezelfde dag, in het kader van een belangenafweging, opgeheven. De rechtbank ziet in deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Senegal voorafgaand aan de opheffing van de maatregel op enig moment is komen te vervallen, op grond waarvan de bewaring van eiser eerder had moeten worden opgeheven.

Conclusie

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.In dit kader verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 augustus 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AD3827, waarin is bepaald dat uit de bewoordingen van artikel 96 van de Vw, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van de daarin neergelegde bepaling kan worden afgeleid dat is beoogd dat de enkele overschrijding van die termijn tot gevolg heeft dat de voortduring van de bewaring niet langer rechtmatig is.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:2786.