ECLI:NL:RBDHA:2022:9918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
NL22.11406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse homoseksuele man wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse man die homoseksueel is, heeft op 25 april 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij problemen ondervindt met zijn familie in Turkije vanwege zijn seksuele geaardheid en dat hij gediscrimineerd wordt vanwege zijn Koerdische achtergrond. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat eiser volgens de staatssecretaris geen gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 juli 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verschillende bewijzen overgelegd, waaronder WhatsApp-gesprekken en audio-opnames, om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. Hij heeft verklaard dat zijn vader hem heeft bedreigd en dat hij vreest voor geweld en uitgehuwelijkt te worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader daadwerkelijk geweld tegen hem zal gebruiken. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat homoseksualiteit legaal is in Turkije en dat er mogelijkheden zijn voor eiser om zich elders in Turkije te vestigen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor internationale bescherming, omdat hij niet kan aantonen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11406

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 10 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ermek. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft op 25 april 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en daardoor problemen ondervindt met zijn familie in Turkije. Ook stelt eiser gediscrimineerd te worden wegens zijn Koerdische achtergrond.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Daarbij zijn de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder de seksuele gerichtheid, de problemen wegens de seksuele gerichtheid en de discriminatie wegens zijn Koerdische afkomst geloofwaardig geacht. Verweerder stelt echter dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling op grond van het Vluchtelingenverdrag. [2] Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [3] Er wordt bovendien uitgegaan van een vestigingsalternatief in Turkije.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij bij terugkeer naar Turkije wel degelijk gegronde vrees heeft voor vervolging en dat bovendien sprake is van een reëel risico op ernstige schade. Eiser stelt bij terugkeer problemen te ondervinden met zijn vader, die hem eerder heeft mishandeld en heeft verklaard hem te willen vermoorden omdat eiser als homoseksueel de familie-eer heeft geschonden. Daarnaast vreest eiser dat hij wordt uitgehuwelijkt. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser verschillende WhatsApp-gesprekken, audio-opnames en telefoongegevens overgelegd. Verder stelt eiser dat hij zich niet elders kan vestigen in Turkije en dat hij geen hulp van de Turkse autoriteiten kan inroepen. Er heerst volgens eiser een homofobe atmosfeer in Turkije. Hiervoor verwijst eiser naar het Ambtsbericht van maart 2022 [4] en naar landeninformatie van verschillende organisaties waaruit blijkt dat homofoob geweld in Turkije regelmatig voorkomt en dat slachtoffers van dergelijk geweld vaak niet op bescherming van de politie kunnen rekenen. Verweerder heeft deze informatie onvoldoende bij zijn beoordeling betrokken. Verder verwijs eiser naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2022. Ook heeft verweerder ten onrechte niet onderzocht of LHBTI’ers in Turkije tot een groep behoren die systematisch wordt blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade. Tot slot heeft eiser een brief overgelegd van de organisatie LGBT Asylum Support, alsmede nieuwsberichten over het hardhandige optreden van de Turkse politie bij een Pride-optocht in Istanbul.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser heeft verklaard dat zijn familie zich (grotendeels) van hem heeft afgewend nadat hij bekend maakte dat hij homoseksueel is. De rechtbank stelt voorop dat dit voor eiser een uiterst pijnlijke gebeurtenis moet zijn geweest. In het kader van dit beroep moet de rechtbank echter beoordelen of eiser aanspraak maakt op internationale bescherming omdat hij in Turkije gegronde vrees heeft voor vluchtelingenrechtelijke vervolging dan wel daar een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. Daarvoor is het volgende van belang.
5. Niet in geschil is dat eiser meer dan eens bedreigingen heeft ontvangen van zijn vader vanwege het feit dat hij homoseksueel is. Verweerder stelt echter terecht dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zijn vader daadwerkelijk geweld tegen hem zal gebruiken. Verweerder heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat zijn vader, zoals eiser heeft verklaard, in eerste instantie mild heeft gereageerd toen hij als homoseksueel uit de kast kwam en dat eiser vervolgens nog enige tijd zonder problemen bij zijn tante heeft kunnen verblijven, terwijl zijn vader wist of in elk geval kon weten dat eiser daar verbleef. Eiser heeft immers ook verklaard dat hij de meeste tijd bij deze tante heeft gewoond. [5] Ook is eiser, nadat hij naar zijn tante was gevlucht, nog naar zijn ouderlijk huis teruggekeerd zonder dat hij daarbij problemen heeft ondervonden. [6] Hieruit leidt de rechtbank af dat eisers vader voldoende gelegenheid heeft gehad eiser iets aan te doen, maar daar kennelijk van heeft afgezien. Dat eiser bij terugkeer in Turkije het slachtoffer zal worden van geweld door zijn vader, is daarom niet aannemelijk geworden.
6. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eiser, om aan eventuele problemen met zijn vader te ontkomen, zich niet elders in Turkije kan vestigen of daartegen geen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eisers stelling dat zijn vader hem overal in Turkije zal kunnen vinden, is niet onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk gemaakt. Voor de vraag of eiser bescherming kan verkrijgen van de Turkse autoriteiten is voorts van belang dat homoseksualiteit legaal is in Turkije. [7] Zoals ook blijkt uit de door eiser aangehaalde bronnen, is de situatie voor homoseksuelen in Turkije weliswaar verre van ideaal, maar dat laat onverlet dat personen die niet in de grote steden woonachtig zijn en problemen ondervinden vanwege hun seksuele geaardheid, deze problemen voor een deel kunnen ontlopen door te verhuizen naar een grote stad zoals Ankara, Izmir of (met name) Istanbul. [8] Verder is in dit verband van belang dat eiser zelf nooit een beroep heeft gedaan op bescherming van de Turkse autoriteiten, terwijl hij ook geen problemen met de autoriteiten heeft ondervonden. [9] De verwijzing naar landeninformatie waaruit, kort gezegd, blijkt dat in individuele gevallen niet altijd bescherming wordt geboden leidt niet tot een ander oordeel, nu deze informatie niet specifiek op eiser van toepassing is. Voor zover eiser aanvoert dat er in Turkije een homofoob klimaat heerst, blijkt noch uit eisers verklaringen, noch uit de door hem aangehaalde bronnen dat het bezit van en het uiting geven aan een homoseksuele gerichtheid in Turkije tot een zodanige beperking van zijn bestaansmogelijkheden leidt, dat het voor eiser onmogelijk zal zijn om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
7. Ook het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 januari 2022 [10] slaagt niet. In die uitspraak oordeelde de rechtbank dat verweerder de algemene landeninformatie onvoldoende kenbaar in de geloofwaardigheidsbeoordeling had betrokken. Daar is in de zaak van eiser geen sprake van, nu verweerder eisers relaas zonder voorbehoud geloofwaardig heeft geacht. Deze uitspraak is daarom niet van toepassing.
8. Gelet op het voorgaande is er ook geen aanleiding voor het oordeel dat homoseksuelen in Turkije deel uitmaken van een groep die systematisch wordt onderworpen aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
9. Eiser heeft geen zelfstandige beroepsgrond gericht tegen het oordeel van verweerder over de door eiser gestelde problemen in verband met zijn Koerdische afkomst. De rechtbank laat dit onderdeel van eisers relaas daarom onbesproken.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Turkije, maart 2022.
5.Rapport aanmeldgehoor, pagina 7 en 10.
6.Idem, pagina 24.
7.Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Turkije, maart 2021, pagina 59.
8.Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Turkije, maart 2022, pagina 65.
9.Pagina 8, rapport nader gehoor.
10.NL20.20514.