In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 september 2022, wordt het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de loongerelateerde WIA-uitkering van eiseres om te zetten naar een WGA-vervolguitkering, ter discussie gesteld. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust. Eiseres, die sinds 2015 ziek is, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, maar deze werd per 24 februari 2020 beëindigd. In plaats daarvan werd zij in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het Uwv herzag dit besluit op 23 april 2021, maar de rechtbank vindt dat de wijzigingen in de beperkingen van eiseres onvoldoende zijn gemotiveerd.
De rechtbank behandelt het beroep van eiseres, die stelt dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft onderbouwd waarom haar beperkingen zijn gewijzigd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank wijst erop dat het aan de betrokkene is om aan te tonen dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig zijn opgesteld of tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank concludeert dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is aangepast en dat de medische beoordeling niet in lijn is met de informatie die eiseres heeft verstrekt.
De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, met een termijn van zes weken. Eiseres krijgt de mogelijkheid om te reageren op eventuele herstelpogingen van het Uwv. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.