ECLI:NL:RBDHA:2022:9901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/09/631733 / JE RK 22-1357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsuitoefening en geschilbeslechting inzake aanmelding onderwijsinstelling en kinderopvang voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan over twee verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. Het eerste verzoek betreft de gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de aanmelding bij een onderwijsinstelling, terwijl het tweede verzoek zich richt op geschilbeslechting met betrekking tot de inschrijving van de kinderen voor kinderopvang. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd niet naar school gaan en dat de moeder geen toestemming geeft voor inschrijving, wat hun ontwikkeling in gevaar brengt. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat de gecertificeerde instelling wordt belast met het gezag over de aanmelding bij een onderwijsinstelling om de achterstanden van de kinderen te beperken.

Wat betreft de inschrijving voor kinderopvang, oordeelt de kinderrechter dat dit niet onder de 'dagelijkse gang van zaken' valt en dat de instemming van de moeder vereist is. Desondanks wordt vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van de kinderen voor kinderopvang, omdat dit in het belang van de kinderen is en bijdraagt aan de waarborging van hun plaatsing bij de grootouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de kinderrechter wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van L.T. Verlinde als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/631733 / JE RK 22-1357 & C/09/632757 / JE RK 22-1535
Datum uitspraak: 26 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek I: Gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling ex artikel 1:265e BW
Verzoek II: Geschilbeslechting ex artikel 1:262b BW
in de zaak naar aanleiding van de verzoeken van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende (verzoek I en II):
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2]geborne op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
en betreffende (alleen verzoek II):
-
[minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende met betrekking tot beide verzoeken aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van 4 juli 2022;
  • het verzoekschrift van 21 juli 2022.
Op 26 juli 2022 heeft de kinderrechter beide verzoeken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn de moeder en [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling verschenen en heeft de moeder ingestemd met de behandeling van beide verzoeken ter zitting, ook met verzoek II dat kort voor de reeds voor verzoek I geplande zitting is ingediend.

Feiten

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door [de man 1]
  • [minderjarige 3] is erkend door [de man 2]
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven feitelijk bij de grootouders moederszijde.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juni 2022 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld van 17 juni tot 7 september 2022 en voor dezelfde duur machtiging verleend de kinderen uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde.

Verzoek en verweer

Het verzoek van 4 juli 2022 strekt ertoe te bepalen dat de gecertificeerde instelling wordt belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling. Op 21 juli heeft de gecertificeerde instelling een tweede verzoek gedaan en gevraagd om dit verzoek gezamenlijk met het eerste verzoek op de zitting van 26 juli te behandelen. Het verzoek van 21 juli strekt tot het beslechten van een geschil op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gecertificeerde instelling verzoekt de kinderrechter primair duidelijkheid te geven over of het inschrijven van kinderen voor kinderopvang valt onder de ‘dagelijkse gang van zaken’en dus valt onder de zeggenschap van de pleegouders. Subsidiair wordt de kinderrechter verzocht om een beslissing te nemen over het onderhavige geschil, te weten vervangende toestemming te geven voor inschrijving voor kinderopvang voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

Aanmelding onderwijsinstelling

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben als langer geen gestructureerd onderwijs gevolgd. Ook nu zij sinds maart 2022 bij de grootouders moederszijde wonen, kunnen ze niet naar school, omdat de moeder geen toestemming wil geven voor inschrijving op een school. Er bestaan zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De angst is dat de achterstand van de kinderen alleen maar groter wordt, zo lang ze niet naar school kunnen. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom om belast te worden met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling. De gecertificeerde instelling is zich bewust van het feit dat de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing loopt tot 7 september 2022. De moeder is een periode uit het contact geweest met de gecertificeerde instelling en staat niet achter de maatregelen. De gecertificeerde instelling ziet nog geen wijziging in de situatie sinds het uitspreken van de maatregelen en zij voorziet daarom problemen na de zomer met de schoolgang. De gecertificeerde instelling vindt van belang dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na de zomervakantie kunnen starten op school, reden waarom het verzoek nu is gedaan.

Inschrijving kinderopvang

De gecertificeerde instelling vindt het in het belang van de kinderen dat de netwerkplaatsing bij de grootouders zo lang mogelijk kan voortduren. De grootouders kunnen ze nu een veilige opvoedomgeving bieden. De grootmoeder heeft een fulltime baan en neemt een groot deel van de zorg voor de kinderen op zich. Dit is een grote belasting voor haar. Om te zorgen dat de netwerkplaatsing gehandhaafd kan worden, kan kinderopvang een oplossing bieden. Daarnaast kan er door het inzetten van professionele kinderopvang zicht komen op de ontwikkeling van de kinderen. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal het gaan om naschoolse opvang en voor [minderjarige 3] om een kinderdagverblijf. Omdat de moeder niet achter inschrijven voor kinderopvang staat, verzoekt de gecertificeerde instelling om dit geschil te beslechten. Primair verzoekt de gecertificeerde instelling, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 21 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:748) om te bepalen dat het inschrijven van de kinderen voor kinderopvang valt onder de dagelijkse gang van zaken en dus onder de zeggenschap van pleegouders, zodat daar geen toestemming van de moeder voor noodzakelijk is. Subsidiair verzoekt de gecertificeerde instelling om te beslissen in het belang de kinderen en vervangende toestemming te geven voor inschrijving van de kinderen voor kinderopvang.

Standpunt moeder

De moeder staat niet achter de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar kinderen. Zij wil dat ze zo snel mogelijk weer bij haar komen wonen. De moeder wil daarom ook niet instemmen met inschrijving van de kinderen op school of op de kinderopvang. Zij wil liever zelf de kinderen naar school brengen en opvang regelen als dat nodig blijkt. Haar relatie met haar moeder is niet goed en zij wil niet dat de kinderen in de buurt van de woning van haar moeder naar school en/of kinderopvang gaan.

Beoordeling

Aanmelding onderwijsinstelling
De kinderrechter is van oordeel dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de gecertificeerde instelling wordt belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling. Daartoe overweegt de kinderrechter dat de kinderen al langere tijd niet naar school zijn geweest. De moeder wil wel dat ze naar school gaan, maar wil geen toestemming geven voor de inschrijving voor een school in [verblijfplaats] . De kinderrechter acht het in het belang van de kinderen dat ze zo spoedig mogelijk naar school kunnen, zodat hun achterstanden zoveel mogelijk beperkt blijven. De scholen in de regio [verblijfplaats] starten weer op 22 augustus 2022. Nu de moeder niet meewerkt aan inschrijving op een school in [verblijfplaats] en de kinderrechter dit wel in het belang van de kinderen acht is het noodzakelijk dat het gezag gedeeltelijk wordt overgedragen aan de gecertificeerde instelling. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:265e lid 2 BW is de duur van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag niet langer dan die van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, in casu tot 7 september 2022.

Inschrijving kinderopvang

Voorzover er grondslag bestaat om hierover in algemene zin te oordelen is de kinderrechter, anders dan de gecertificeerde instelling, van oordeel dat de inschrijving voor structurele en professionele kinderopvang, waar het verzoek op ziet, niet kan worden begrepen onder ‘dagelijkse gang van zaken’ als bedoeld in r.o. 2.11 van eerdergenoemd arrest van de Hoge Raad. De kinderrechter overweegt daartoe dat bij de inzet van structurele en professionele kinderopvang de dagelijkse zorg voor de kinderen voor een substantieel gedeelte wordt overgedragen aan derden. De kinderrechter overweegt dat dit een belangrijke beslissing is, die overeenkomsten vertoont met een schoolkeuze, waarvoor de instemming van de gezagsdragende ouder(s) nodig is. De ondertoezichtstelling is immers niet bedoeld om de volledige beslissingsbevoegdheid van de moeder weg te nemen.
De kinderrechter overweegt met betrekking tot het subsidiaire verzoek dat ter zitting een vergelijk tussen de betrokkenen is beproeft, maar dat overeenstemming tussen de betrokkenen niet mogelijk is gebleken. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat de plaatsing binnen het netwerk, in dit geval bij grootouders moederszijde, gewaarborgd blijft en voldoende is onderbouwd dat inschrijving op de kinderopvang daaraan kan bijdragen. Bovendien kan hiermee vanuit professionals ook zicht op de kinderen worden verkregen, hetgeen in verband met de uitvoering van de (voorlopige) ondertoezichtstelling wenselijk is. Daarom zal de kinderrechter vervangende toestemming geven aan de gecertificeerde instelling om de kinderen in te schrijven voor professionele kinderopvang. De keuze voor de opvang zal, zoals ook ter zitting is toegezegd door de gecertificeerde instelling, uiteraard wel plaatsvinden in overleg met de moeder en de pleegouders.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling wordt uitgeoefend door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verleent de gecertificeerde instelling vervangende toestemming om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven voor kinderopvang;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.T. Verlinde als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2022.
Met betrekking tot de beslissing op verzoek I:Voor zover het gaat om het uitoefenen van het gezag door de gecertificeerde instelling, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.
Met betrekking tot de beslissing op verzoek II: Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen de beslissing in het kader van geschilbeslechting geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.