ECLI:NL:RBDHA:2022:9868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van coulance-aanbod voor reiskosten woon-werkverkeer door de korpschef van politie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar werkzaam bij de politie en de korpschef van politie. De eiser, die met de auto naar zijn werk reist, had verzocht om een aanvulling op zijn tegemoetkoming in de reiskosten voor de periode van 1 december 2018 tot 1 mei 2020. Dit verzoek was gebaseerd op een coulance-aanbod van de korpschef, dat eiser niet in aanmerking kwam voor deze regeling omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. De korpschef had in een eerder besluit, gedateerd 25 oktober 2021, vastgesteld dat er geen tijdelijke aanpassing in het aantal kilometers was geweest die aansloot bij de periode waarover eiser gegevens had aangeleverd.
Eiser heeft tegen het besluit van de korpschef bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 10 maart 2022. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van de politiebond ANPV. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank oordeelde dat er voor de periode waarover eiser verzocht geen sprake was van een consistente toepassing van het coulance-aanbod door de korpschef. De rechtbank concludeerde dat de korpschef in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de beoordeling van het coulance-aanbod beperkt was tot de vraag of de voorwaarden consistent waren toegepast. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.