ECLI:NL:RBDHA:2022:9868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
22/2641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van coulance-aanbod voor reiskosten woon-werkverkeer door de korpschef van politie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar werkzaam bij de politie en de korpschef van politie. De eiser, die met de auto naar zijn werk reist, had verzocht om een aanvulling op zijn tegemoetkoming in de reiskosten voor de periode van 1 december 2018 tot 1 mei 2020. Dit verzoek was gebaseerd op een coulance-aanbod van de korpschef, dat eiser niet in aanmerking kwam voor deze regeling omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. De korpschef had in een eerder besluit, gedateerd 25 oktober 2021, vastgesteld dat er geen tijdelijke aanpassing in het aantal kilometers was geweest die aansloot bij de periode waarover eiser gegevens had aangeleverd.

Eiser heeft tegen het besluit van de korpschef bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 10 maart 2022. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van de politiebond ANPV. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord.

De rechtbank oordeelde dat er voor de periode waarover eiser verzocht geen sprake was van een consistente toepassing van het coulance-aanbod door de korpschef. De rechtbank concludeerde dat de korpschef in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de beoordeling van het coulance-aanbod beperkt was tot de vraag of de voorwaarden consistent waren toegepast. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: W. Kunst),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E. Wallage en mr. P.A.C. van Rheenen).

Procesverloop

In het besluit van 25 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder besloten dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor coulance.
In het besluit van 10 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor eiser is ook verschenen [voorzitter], voorzitter van de politiebond ANPV. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is werkzaam bij de politie en reist met de auto naar zijn werkplek. Voor de berekening van de tegemoetkoming in de gemaakte reiskosten maakt verweerder gebruik van een routeplanner. Omdat eiser is gebleken dat de routeplanner wisselt in de snelste route tussen zijn woning en zijn werkplek heeft eiser verzocht om een aanvulling op zijn tegemoetkoming woon-werkverkeer voor de periode 1 december 2018 tot 1 mei 2020. Naar aanleiding van een informatiebrief over een coulance-aanbod reiskosten woon-werkverkeer heeft eiser vervolgens een aanvraag gedaan.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Verweerder stelt vast dat eiser niet voldoet aan de eerste voorwaarde van het coulance-aanbod. Daarvoor moet sprake zijn van een tijdelijke aanpassing in het aantal kilometers. Die aanpassing moet aansluiten bij de periode uit het verzoek dat eerder gedaan is om een aanvulling op de tegemoetkoming woon-werkverkeer. In de periode december 2018 tot mei 2020 is geen sprake geweest van een tijdelijke aanpassing in het aantal kilometers. In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt.
Wat vindt eiser in beroep?
3 Eiser begrijpt niet waarom hij niet in aanmerking komt voor het coulance-aanbod. Uit het overzicht blijkt dat er sprake is van een tijdelijke verlaging van het aantal kilometers. De periode waarin dat gebeurde is direct voorafgaand aan de periode december 2018 tot 1 mei 2020. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden. Verweerder kijkt ten onrechte niet naar de gehele periode waarover eiser gegevens heeft aangeleverd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4 Het beroep ziet op de toepassing van het coulance-aanbod door verweerder. Dat betreft buitenwettelijk begunstigend beleid zodat de rechtbank toepassing daarvan terughoudend dient te toetsen.
De rechtbank stelt vast dat er voor de periode december 2018 tot mei 2020 geen sprake is van een situatie waarbij voor en na de tijdelijke verlaging sprake is van hetzelfde aantal berekende kilometers. Dat dit komt omdat eiser voorafgaand aan de periode is verhuisd. In dit geval pakt dat slecht uit voor eiser. Dat maakt echter nog niet dat verweerder in redelijkheid geen toepassing heeft mogen geven aan de voorwaarden van het coulance-aanbod. Aangezien sprake is van buitenwettelijk begunstigd beleid is de beoordeling van de rechter beperkt tot de vraag of verweerder de voorwaarden van het coulance-aanbod niet consistent heeft toegepast. Hierover is niets gesteld en is ook de rechtbank niet gebleken.
Het beroep treft geen doel.
Ter zitting is gebleken dat de routeplanner tot de dag van de zitting nog altijd om de zoveel tijd wisselt in wat aangehouden wordt als de snelste route. Daarbij wisselt de routeplanner in het geval van eiser sinds zijn verhuizing consequent tussen 94 en 78 retourkilometers. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het in dit beroep alleen gaat om de toepassing van het coulance-aanbod. Er volgt dan ook geen oordeel over het wisselen van de routeplanner in de snelste route. De rechtbank merkt wel op dat de route van 94 retourkilometers over waarschijnlijk is berekend over snelwegen (A4), terwijl de route van 78 retourkilometers waarschijnlijk is berekend via de Legmeerdijk en niet over snelwegen gaat. Wellicht dat het systeem bij de kortste afstand als gevolg van een fout uitgaat van het gebruik van een ander transportmiddel (fiets etc.) in plaats van een motorvoertuig en in dat geval de kortste afstand in kilometers gebruikt. Niet ongebruikelijk is immers dat bij de berekening van de reisafstand in het woon-werkverkeer ermee rekening wordt gehouden met welk transportmiddel de route wordt afgelegd.
Conclusie
5 Het beroep is ongegrond.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.