ECLI:NL:RBDHA:2022:9863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/09/623288 / HA ZA 22-26
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing over de regie in een collectieve actie betreffende misleidende informatie over beursgenoteerde aandelen in Airbus

In deze rolbeslissing van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 augustus 2022, worden de procedures behandeld van twee collectieve acties die zijn ingesteld door benadeelde beleggers van Airbus. De eiseres in de eerste zaak is de Stichting Investor Loss Compensation (SILC), terwijl de eiseres in de tweede zaak de Airbus Investors Recovery Stichting (AIRS) is. Beide stichtingen hebben vorderingen ingesteld op basis van onjuiste en misleidende informatie die hen heeft doen besluiten aandelen in Airbus te kopen. De rechtbank bespreekt de regievoering in beide procedures en stelt een voorstel voor dat door de gedaagden is ingediend. Dit voorstel omvat drie fasen: de rechtsmacht van de rechtbank, de ontvankelijkheid van de eisende partijen, en de inhoudelijke behandeling van de vorderingen. De rechtbank oordeelt dat een regiezitting op dit moment niet noodzakelijk is, maar dat de voortgang van de procedures kan worden besproken tijdens een mondelinge behandeling die in het eerste kwartaal van 2023 zal plaatsvinden. De rechtbank zal de partijen in de gelegenheid stellen om hun standpunten in te nemen en zal de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in overweging nemen. De beslissing over de voortgang van de procedures wordt uitgesteld tot de mondelinge behandeling, waarbij ook aandacht zal worden besteed aan de belangenbehartiging van de benadeelde beleggers.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Rolbeslissing van 31 augustus 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/623288 / HA ZA 22-26 van
STICHTING INVESTOR LOSS COMPENSATION, te Nieuwer ter Aa, gemeente Stichtse Vest,
eiseres,
advocaat mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] , te [plaats 1] , [land 1] ,

gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2], te [plaats 2] , [land 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
3.
[gedaagde sub 3], te [plaats 3] , [land 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
4.
[gedaagde sub 4], te [plaats 2] , [land 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
5.
[gedaagde sub 5], te [plaats 4] , [land 4] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
6.
[gedaagde sub 6], te [plaats 3] , [land 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
7.
[gedaagde sub 7], te [plaats 2] , [land 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
8.
[gedaagde sub 8], te [plaats 5] , [land 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
9.
[gedaagde sub 9], te [plaats 6] , [land 5] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,
10.
[gedaagde sub 10], te [plaats 7] , [land 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,

11.AIRBUS SE, te Leiden,

gedaagde,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam,
12.
[gedaagde sub 12], van wie de huidige woonplaats onbekend is,
gedaagde,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam,
13.
[gedaagde sub 13], van wie de huidige woonplaats onbekend is,
gedaagde,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam,
14.
[gedaagde sub 14], te [plaats 8] , [land 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam,
15.
[gedaagde sub 15], te [plaats 9] , [land 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.C. Sinninghe Damsté te Amsterdam,
16.
KPMG ACCOUNTANTS N.V., te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam,
17.
ERNST & YOUNG ACCOUNTANTS LLP, te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G.A.J. Boekraad te Amsterdam.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/627583 / HA ZA 22-313 van
AIRBUS INVESTORS RECOVERY STICHTING, te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. J. de Jong te Amsterdam,
tegen
AIRBUS SE, te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam.
Eisende partijen worden hierna respectievelijk SILC en AIRS genoemd. Airbus SE wordt hierna Airbus genoemd. Gedaagde partijen in de zaak met rolnummer C/09/623288 worden hierna gezamenlijk Airbus c.s. genoemd.

1.De procedure in de zaak 22-26 en in de zaak 22-313 en

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties in de zaak 22-26;
  • de dagvaarding met producties in de zaak 22-313;
  • de akte voorstel inrichting regie namens Airbus, gedaagde onder 12, [gedaagde sub 12] (hierna: [gedaagde sub 12] ) en gedaagde onder 13, [gedaagde sub 13] (hierna: [gedaagde sub 13] );
  • de brief van 2 mei 2022 namens de gedaagde onder 17;
  • de brief van 3 mei 2022 namens de gedaagde onder 16;
  • de brief van 3 mei 2022 namens SILC;
  • de brief van 3 mei 2022 namens de gedaagde onder 15;
  • de brief van 3 mei 2022 namens de gedaagden onder 1 tot en met 10;
  • het B-16 formulier van 4 mei 2022 namens de gedaagde onder 14;
  • de brief van 10 mei 2022 namens AIRS;
  • het B-16 formulier van 30 mei 2022 namens Airbus, [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] ;
  • het B-16 formulier namens AIRS van 3 juni 2022.
1.2.
Vervolgens is de zaak aangehouden om te beslissen op de verzoeken van partijen.

2.De overwegingen

2.1.
In beide procedures worden vorderingen ingesteld in een collectieve actie namens benadeelde beleggers die, stellen zij, op basis van onjuiste, misleidende respectievelijk onvolledige informatie beursgenoteerde aandelen in Airbus hebben verworven.
2.2.
In de akte voorstel inrichting regie hebben Airbus, [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] een voorstel gedaan voor de regievoering in beide procedures. Zij hebben daarbij drie fasen onderscheiden. Een eerste fase die betrekking zal hebben op de rechtsmacht van de rechtbank en op de temporele toepasselijkheid van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Een tweede fase die betrekking zal hebben op de ontvankelijkheid van SILC en AIRS en op het bepaalde in artikel 1018e leden 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). En tot slot een derde fase die betrekking zal hebben op de inhoudelijke behandeling van de ingestelde vorderingen.
2.3.
De overige gedaagden hebben zich akkoord verklaard met het regievoorstel van Airbus.
2.4.
SILC heeft zich in grote lijnen akkoord verklaard met het regievoorstel. Wel heeft zij opgemerkt dat het wenselijk is dat de mondelinge behandelingen die in de drie fasen die worden onderscheiden worden voorzien, nu al worden gepland. Ook meent zij dat de termijnen waarbinnen partijen stukken moeten indienen, nu al moeten worden vastgesteld. Daarbij dienen kortere termijnen te worden aangehouden dan Airbus, [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] hebben voorgesteld. Door de verschillende stappen in de procedures nu al te plannen, kan de vaart in de procedure worden gehouden, aldus SILC.
2.5.
AIRS heeft verzocht om een mondeling behandeling waarin de regievoering in de beide procedures kan worden besproken. Zij heeft gesteld dat onder meer een aandachtspunt is of de beide procedures, gelet op de omstandigheid dat SILC naast Airbus nog andere partijen heeft gedagvaard, gezamenlijk moeten worden behandeld of dat het los van elkaar staande zaken zijn.
2.6.
De rechtbank acht het in deze fase van de procedures niet noodzakelijk dat een regiezitting wordt gehouden om de voortgang van de procedures te bespreken. Zij acht zich voldoende voorgelicht om een besluit over de voortgang van de procedures te kunnen nemen.
2.7.
Zij oordeelt voor wat betreft de voortgang van de procedure als volgt.
De rechtbank onderscheidt twee fasen. In de eerste fase zal de rechtbank beslissen over haar rechtsmacht en over de ontvankelijkheid van SILC en AIRS als bedoeld in artikel 1018c lid 5 Rv. Zij zal gedaagden in beide procedures in de gelegenheid stellen om een antwoordconclusie te nemen op de rol van 12 oktober 2022 ten aanzien van deze beide onderwerpen.
Beide onderwerpen zullen vervolgens tijdens een mondelinge behandeling met partijen worden besproken.
Tijdens deze mondelinge behandeling zal tevens aandacht worden besteed aan het bepaalde in artikel 1018e lid 1 Rv (exclusieve belangenbehartiger), het bepaalde in artikel 1018e lid 2 Rv en het verzoek van AIRS op grond van artikel 1018f lid 5, laatste zin Rv. Ook over deze punten wenst de rechtbank in de eerste fase van de procedures te oordelen, al dan niet in een aparte uitspraak en uiteraard voor het geval zij van oordeel mocht zijn dat haar rechtsmacht toekomt en SILC en AIRS ontvankelijk zijn.
2.8.
SILC en AIRS zullen op de rol vier weken voor de mondelinge behandeling – op een moment dat zij al kennis hebben genomen van de antwoordconclusies – in de gelegenheid worden gesteld om een akte te nemen over het bepaalde in artikel 1018e leden 1 en 2 Rv.
Tot slot zal de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling aandacht besteden aan hetgeen overigens nog relevant is in dit stadium van het geding, waaronder aan het bepaalde in artikel 1018g Rv.
2.9.
De mondelinge behandeling over deze onderwerpen zal in het eerste kwartaal van 2023 plaatsvinden. De rechtbank zal op korte termijn aan partijen een voorstel doen voor een datum, dan wel de verhinderdata van partijen opvragen. Ongeveer vier weken voor de mondelinge behandeling zal de rechtbank een agenda van de mondelinge behandeling opstellen en aan partijen sturen.
2.10.
De inhoudelijke behandeling zal, als is voldaan aan de vereisten van artikel 1018c lid 5 Rv, in een volgende fase plaatsvinden. De rechtbank zal te zijner tijd oordelen of daarvoor eerst een regiezitting noodzakelijk is.

3.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak 22-26
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 oktober 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord door Airbus c.s., als bedoeld onder 2.7.;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de zaak 22-313
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 oktober 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord door Airbus, als bedoeld onder 2.7.;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gewezen door mr. A.C. Bordes, mr. M.A. van de Laarschot en mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1958