ECLI:NL:RBDHA:2022:9860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
21/7770
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering plaatsing op gewenste functie binnen het TTW beleid

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Duitsland, bezwaar gemaakt tegen de weigering van de korpschef van politie om hem te plaatsen op de functie van '[functienaam 2] – Basisteam Ommelanden-Noord'. Eiser heeft niet op de functie gesolliciteerd tijdens de openstelling van de vacature van 9 maart 2021 tot en met 30 maart 2021. Ondanks zijn verzoek om plaatsing via e-mail op 14 april 2021, heeft de korpschef besloten dat eiser niet in aanmerking kwam voor de functie omdat hij niet binnen de sollicitatietermijn had gereageerd. De rechtbank heeft op 1 september 2022 het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Schippers, en de korpschef door mr. A.H.G.M. van den Boomen-Meeuwissen.

De rechtbank oordeelde dat het TTW beleid voorschrijft dat iedere sollicitatieprocedure start met een sollicitatiebrief en dat de termijn voor reageren op een vacature drie weken bedraagt. Eiser had zijn belangstelling voor de functie pas na deze termijn kenbaar gemaakt, waardoor de korpschef niet verplicht was om hem in de sollicitatieprocedure mee te nemen. De rechtbank concludeerde dat de korpschef correct heeft gehandeld door de procedure te volgen en dat het verzoek van eiser om plaatsing niet als een sollicitatie kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7770

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Duitsland), eiser

(gemachtigde: mr. A. Schippers),
en

de korpschef van politie (verweerder)

(gemachtigde: mr. A.H.G.M. van den Boomen-Meeuwissen).

Procesverloop

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering om hem te plaatsen op de door hem gewenste functie.
Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Verweerder liet zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, [functienaam 1] (schaal 7), wil op de functie ‘[functienaam 2] – Basisteam Ommelanden-Noord’ (hierna: de functie) (schaal 8) worden geplaatst. De functie is met toepassing van het beleid ‘TTW om het werk gedaan te krijgen’ (hierna: het TTW beleid) voor sollicitatie open gesteld geweest in de periode van 9 maart 2021 tot en met
30 maart 2021. Binnen deze periode is er geen sollicitatiebrief van eiser ontvangen.
2.1.
Bij e-mail van 14 april 2021 heeft eiser de teamchef verzocht om hem te plaatsen in de functie.
2.2.
Bij e-mail van 23 april 2021 heeft de teamchef eiser medegedeeld: “
Je vroeg mij om een schriftelijke reactie. Je plaatsen op deze functie is niet aan de orde. Je bent geen preferente kandidaat en daarnaast heb je ook niet mee gesolliciteerd op de functie.”
2.2.1.
Eiser heeft tegen deze e-mail bezwaar gemaakt.
Het bestreden besluit
3. Verweerder vindt dat eiser terecht niet in de functie is geplaatst. Eiser heeft niet op de functie gesolliciteerd. Eiser wenst geen tijdelijke tewerkstelling in die functie, maar plaatsing, wat voor hem tot bevordering zou leiden. Bevordering is ten aanzien van eiser niet aan de orde.
Wat stelt eiser in beroep?
4. De korpschef wist al voor het eindigen van de sollicitatietermijn dat eiser belangstelling voor de functie heeft. Conform stap 1 van het TTW beleid had de korpschef eiser mee moeten nemen in de sollicitatieprocedure. In plaats daarvan is ten onrechte naar stap 2 van het TTW beleid overgegaan door een niet-gekwalificeerde kandidaat voor de functie te benoemen. Eiser voldeed als enige van de kandidaten aan alle functie-eisen.
Daarnaast blijkt uit de e-mail van 14 april 2021 van eiser duidelijk dat hij in het kader van het TTW beleid op de functie solliciteert. Eiser had voor de functie in aanmerking moeten komen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Uit het TTW beleid, paragraaf 5.1 (uitgangspunten en werkafspraken TTW), volgt dat iedere procedure met een sollicitatiebrief start. De termijn van reageren op een vacature is 3 weken. Blijkens paragraaf 6.1 is vrijwillige invulling van de functie stap 1 van de TTW procedure. Mocht stap 1 een onvoldoende resultaat opgeleverd hebben en het betreffende sectorhoofd van mening is dat er voldoende inspanningen zijn geweest om medewerkers of specifieke doelgroepen te motiveren, dan volgt stap 2, zijnde het aanwijzen van een sector ten behoeve van verplichte levering van een medewerker voor tijdelijke invulling van de functie.
5.2.
Anders dan eiser stelt dwingt het TTW beleid niet toe dat eiser in de sollicitatie had moeten worden meegenomen ondanks dat hij niet binnen de reactietermijn op de functie heeft gesolliciteerd. Het TTW beleid schrijft immers voor dat de procedure om tijdelijke tewerkstelling ‘om het werk gedaan te krijgen’, met een sollicitatieprocedure begint. Verweerder heeft deze procedure gevolgd en dit heeft geleid tot het invullen van de functie. Het betoog van eiser dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het TTW beleid, faalt.
5.3.
Eiser heeft eerst bij e-mail van 14 april 2021 duidelijk gemaakt dat hij op de functie wil worden geplaatst. Omdat deze e-mail na de sluitingsdatum van de sollicitatieronde is ontvangen, hoefde verweerder eiser niet in de sollicitatieprocedure mee te nemen. De e-mail van 23 maart 2021 en het Whatsappbericht van 8 april 2021 van eiser heeft verweerder terecht niet als een sollicitatie aangemerkt, omdat eiser daarin zijn belangstelling voor de functie voorwaardelijk heeft geformuleerd. Eiser wilde namelijk eerst een gesprek met de teamchef hebben en als de teamchef achter zijn kandidatuur zou staan, wilde eiser op de functie solliciteren.
5.4.
Nu eiser niet aan de sollicitatie heeft deelgenomen terwijl de sollicitatieprocedure ook voor hem open heeft gestaan, kan zijn stelling dat hij aan alle functie-eisen voldoet en een voorrangspositie heeft, niet meegenomen worden in de beoordeling van het beroep.
5.5.
Omdat eiser om plaatsing in de functie heeft verzocht in zijn e-mail van 21 april 2021 en daarbij heeft aangegeven dat hij uit een samengestelde functie (in het kader van re-integratie), naar een (passende) “honderd procent functie” wil doorstromen, heeft verweerder dit verzoek terecht niet als een verzoek in het kader van tijdelijke tewerkstelling aangemerkt, maar als een verzoek tot plaatsing. Het inwilligen van dat verzoek tot plaatsing, zou tot bevordering van eiser leiden omdat de functie een schaal hoger (schaal 8) is dan de functieschaal van eiser (schaal 7). Omdat eiser zich op dit moment nog in re-integratie bevond waarbij speciale afspraken zijn gemaakt over het (niet volledig) verrichten van zijn taken, mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat op dit moment bevordering niet aan de orde is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.