ECLI:NL:RBDHA:2022:9858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
22/2478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontheffing uit de opleiding tot officier voor de zeedienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen zijn ontheffing uit de korte officiersopleiding (KOO) tot officier voor de zeedienst beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.E. Vianeke, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. drs. M.M.G. Keunen, dat hem ontheffing verleende van de opleiding. Eiser had twee examenonderdelen, Zeereisvoorbereiding (ZRVB-6) en Zeewachtstandaard (ZWST-A), niet behaald binnen de gestelde termijn. Eiser verzocht om een extra kans om de opleiding af te ronden, maar verweerder oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet bijzonder genoeg waren om deze kans te rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals twee luitenants ter zee. De rechtbank overweegt dat de ontheffing op juiste gronden is verleend en dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser, waaronder de impact van de covid-pandemie en technische problemen tijdens de opleiding. Eiser had voldoende gelegenheid om de examenonderdelen te behalen, maar heeft niet aangetoond dat hij niet eerlijk behandeld is of dat er onterecht geen extra kans is geboden.

De rechtbank concludeert dat het besluit van verweerder om eiser niet nogmaals in de gelegenheid te stellen de KOO af te ronden, in redelijkheid is genomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.E. Vianeke),
en

de staatssecretaris van Defensie (verweerder)

(gemachtigde: mr. drs. M.M.G. Keunen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontheffing uit de opleiding tot officier voor de zeedienst.
Met het bestreden besluit van 2 maart 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens waren voor eiser aanwezig luitenant ter zee der eerste klasse [A] (via een beeldverbinding) en luitenant ter zee der tweede klasse [B] . Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is ontheven uit de korte officiersopleiding (KOO) tot officier voor de zeedienst, omdat hij binnen de gestelde termijn [1] twee examenonderdelen, te weten Zeereisvoorbereiding (ZRVB-6) en Zeewachtstandaard (ZWST-A), niet heeft behaald. Eiser wil graag nog een kans krijgen om de KOO te voltooien.
Waarom handhaaft verweerder de ontheffing?
2. Verweerder vindt dat de ontheffing van eiser uit de KOO (hierna: de ontheffing) op juiste gronden heeft plaatsgevonden en ziet geen reden om eiser nog een kans te geven de opleiding af te ronden. Verweerder stelt dat met de (bijzondere) omstandigheden van eiser rekening is gehouden door aan eiser een verlenging van de opleidingstermijn tot
1 maart 2021 te verlenen. Het niet behalen van de voornoemde twee examenonderdelen komt volledig voor rekening en risico van eiser.
Wat stelt eiser in beroep?
3. Verweerder heeft niet in redelijkheid tot de ontheffing kunnen komen. De beoordeling kwam niet overeen met wat eiser in de praktijk liet zien. Er is ook geen rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de houding van het KIM jegens eiser, het effect van de covid-pandemie op de oefenmogelijkheden voor de examens, en de persoonlijke omstandigheden van eiser. Eiser is opleidbaar en kan als officier voor de zeedienst functioneren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Artikel 16d van het Algemeen militair ambtenarenreglement geeft aan verweerder de bevoegdheid tot ontheffing van een militair uit een opleiding. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank het bestreden besluit slechts terughoudend kan toetsen. Beoordeeld dient te worden of verweerder, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot ontheffing van eiser uit de opleiding heeft kunnen komen, dan wel of verweerder anderszins in strijd heeft gehandeld met enig algemeen rechtsbeginsel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit tot ontheffing, gelet op de nadere toelichting in het bestreden besluit en het verweerschrift, deze toets doorstaat.
4.1.1.
Niet in geschil is dat de duur van de (uitloop van) de opleiding, de ten aanzien van eiser gestelde voortgangseis en het uitgebrachte negatief opleidingsadvies, vastgesteld zijn conform de OER KIM. Verder is niet in geschil dat de bepalingen uit de OER KIM met betrekking tot het verlenen van ontheffing wegens niet voldoen aan de opleidingseis, ten aanzien van eiser in acht zijn genomen.
4.1.2.
Op zitting heeft eiser verklaard geen gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheid om de uitslag van een examenonderdeel te laten herbeoordelen. De omstandigheden waaronder een examenonderdeel is afgenomen en de wijze waarop de uitslag is vastgesteld maakt daarom geen onderdeel uit van het beroep tegen de ontheffing.
De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling van de bezwaren van eiser tegen de wijze van beoordeling van het vak ZRVB-6 en het ZWST-A.
4.1.3.
Niet is gebleken dat eiser geen eerlijke kans heeft gekregen om de KOO met goed gevolg af te ronden. Dat eiser door instructeurs anders of niet objectief is behandeld, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat aan eiser voldoende begeleiding en gelegenheden zijn geboden om de voornoemde examenonderdelen te behalen. Eiser heeft ruim de tijd gekregen om aan de opdracht voor het vak ZRVB-6 te werken en heeft acht keer een opdracht ingeleverd. Verder heeft eiser driemaal de gelegenheid gekregen om het examen ZWST-A met goed gevolg af te ronden. Daarnaast is de Praktische bedrijfsintroductie (PBI), na de maximale uitloop van 26 weken, ten gunste van eiser met ruim vier maanden verlengd (tot 1 maart 2021). Verweerder stelt terecht dat als eiser het niet eens was met een beslissing of keuze aangaande zijn opleidingstraject, het aan eiser was om daar tegen op te komen of te verzoeken om een alternatief. Dat eiser daartoe niet in staat was, is niet aannemelijk gemaakt. De e-mail van
31 augustus 2022 van de voorzitter DMC CZSK met onderwerp “Zorgen DMC sociaal veilige leeromgeving KIM” wordt door de rechtbank niet in de beoordeling betrokken omdat de goede procesorde [2] zich hiertegen verzet.
4.1.4.
Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat met de door eiser aangevoerde omstandigheden (vertraging vanwege de covid-pandemie, technische mankementen aan het schip waar eiser voor examens moest oefenen en privéomstandigheden) rekening is gehouden in het opleidingstraject. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn dat aan eiser nog een extra examenmogelijkheid diende te worden verleend. Dat de commandanten van drie schepen waarop eiser tijdens het opleidingstraject heeft gevaren, hebben verklaard dat zij eiser geschikt vinden als wachtofficier en vinden dat eiser nog een kans moet krijgen om de opleiding af te ronden, is onvoldoende voor een ander oordeel. De student moet tijdens het examen laten zien dat hij over de nodige competenties beschikt. Dat eiser op een ander moment en in een andere setting zou hebben laten zien over competenties van wachtofficier te beschikken, doet aan de beoordeling van zijn examens door de examencommissie, niet af en kan niet tot het oordeel leiden dat verweerder in het geval van eiser niet van de beoordeling van de examencommissie mocht uitgaan.
Conclusie
4.2.
Gezien het vorenstaande en gelet op het ten aanzien van eiser uitgebrachte negatief opleidingsadvies, heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen om eiser niet nogmaals in de gelegenheid te stellen de KOO af te ronden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De verwachtte einddatum voor de opleiding was omstreeks 27 september 2019. Op grond van de Onderwijs- en Examenregeling Opleidingen (OER) van het Koninklijke Instituut voor de Marine (KIM) bedraagt de maximale uitloop voor de KOO één jaar. Bij besluit van 5 februari 2021 is ten gunste van eiser een bijzondere voortgangseis vastgesteld, als bedoeld in artikel 6.4 van de OER KIM, en is de opleidingsduur tot 1 maart 2021 verlengd.
2.Artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht.