ECLI:NL:RBDHA:2022:9837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/09/632508 / JE RK 22-1493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na vermindering van zorgen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 22 november 2022, maar de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om opheffing. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de stiefvader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over [minderjarige] voldoende zijn verminderd. [minderjarige] heeft zijn behandeling bij GGZ Rivierduinen afgerond, zijn medicatie is goed afgesteld en zijn ontwikkeling op school is positief. De moeder en de stiefvader hebben samen gezorgd voor een goede ontwikkeling van [minderjarige], en de hulpverlening kan voortgezet worden in een vrijwillig kader. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn.

Daarom heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op te heffen. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.T. Verlinde als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 september 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/632508 / JE RK 22-1493
Datum uitspraak: 11 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 19 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] geboren p [geboortedag] 201 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
en
[de man 1]
,
hierna te noemen: de stiefvader,
samen wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Op 11 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder;
  • de stiefvader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door [de man 2]
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder en de stiefvader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 december 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 22 december 2021 tot 22 november 2022.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling is van mening dat de zorgen over [minderjarige] voldoende zijn verminderd en er dus geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [minderjarige] heeft zijn behandeling bij GGZ Rivierduinen afgerond en zijn medicatie is goed afgesteld. Het gaat goed met [minderjarige] op school, hij heeft zijn zindelijkheid ontwikkeld en loopt bij een diëtiste. De moeder accepteert hulpverlening en volgt de adviezen op. Zij heeft een goede samenwerkingsrelatie opgebouwd met de ambulant begeleider van De Haardstee. De hulpverlening die nodig is kan voortgezet worden in het vrijwillige kader, dus de ondertoezichtstelling kan worden opgeheven. Ter zitting heeft de medewerker van de gecertificeerde instelling verklaard dat er al een periode geen jeugdzorgwerker meer betrokken is bij het gezin.
Volgens de moeder en de stiefvader gaat het goed met [minderjarige] . De afgelopen maanden was er geen jeugdzorgwerker betrokken vanuit de gecertificeerde instelling. De moeder en de stiefvader hebben er samen voor gezorgd dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn.
Uit de stukken en de toelichting van de moeder en de stiefvader ter zitting leidt de kinderrechter af dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] in de afgelopen periode als gevolg van de samenwerking tussen de moeder, de stiefvader en de betrokken hulpverlening - in het bijzonder vanuit De Haardstee - voldoende zijn afgenomen. [minderjarige] heeft zijn behandeling bij de GGZ afgerond en op school gaat het veel beter. De moeder is voldoende in staat gebleken geboden hulp te accepteren en adviezen toe te passen. Dit geeft voldoende vertrouwen om deze lijn in het vrijwillige kader voort te zetten. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn niet langer aanwezig en deze zal daarom worden opgeheven.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.T. Verlinde als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.