In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek van 11 februari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien de Belastingdienst in gebreke is gesteld op 14 februari 2022 en eiseres pas op 7 juni 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Belastingdienst geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiseres.
De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442, omdat de dwangsomregeling van toepassing is en er geen dwangsombeschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst binnen 13 weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek van eiseres. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet de Belastingdienst een dwangsom van € 100 betalen, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, en moet de Belastingdienst het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn en de verschuldigde dwangsom.