ECLI:NL:RBDHA:2022:9779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
22/3454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen door verweerder inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek van 11 februari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien de Belastingdienst in gebreke is gesteld op 14 februari 2022 en eiseres pas op 7 juni 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Belastingdienst geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiseres.

De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442, omdat de dwangsomregeling van toepassing is en er geen dwangsombeschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst binnen 13 weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek van eiseres. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet de Belastingdienst een dwangsom van € 100 betalen, met een maximum van € 15.000.

Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, en moet de Belastingdienst het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn en de verschuldigde dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/3454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek van 11 februari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (het verzoek).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
14 februari 2022 is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 7 juni 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Verweerder stelt dat de dwangsomregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb in deze zaak van toepassing is en een maximale dwangsom is verbeurd. Niet gebleken is dat verweerder een dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom vaststellen op € 1.442.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
7. Verweerder verzoekt de rechtbank om een langere beslistermijn van 13 weken. De rechtbank ziet in hetgeen verweerder daartoe heeft aangevoerd aanleiding om op grond van artikel 8:55, derde lid, van de Awb te bepalen dat verweerder binnen 13 weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit neemt op het verzoek.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759, en een wegingsfactor 0,5 (licht)). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442;
- draagt verweerder op binnen 13 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het verzoek van eiseres van 11 februari 2021;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van S. Kedar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.