ECLI:NL:RBDHA:2022:9776
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over kinderbijslag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiseres had op 15 maart 2021 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de Svb van 5 februari 2021. Tijdens de zitting op 23 mei 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de Svb ook een gemachtigde had. Op 2 juni 2022 trok de Svb het bestreden besluit in en nam een nieuw besluit aan, waarbij eiseres kinderbijslag werd toegekend per het eerste kwartaal van 2021.
Eiseres trok vervolgens op 13 juni 2022 haar beroep in en verzocht de rechtbank om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat de Svb geheel aan eiseres tegemoet was gekomen, de Svb op verzoek van eiseres in de kosten moest worden veroordeeld. De rechtbank stelde de kosten die eiseres had gemaakt voor de behandeling van het beroep vast op € 1.518,-, inclusief het griffierecht van € 49,-. De rechtbank heeft de Svb veroordeeld in deze kosten, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.