ECLI:NL:RBDHA:2022:9764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
NL22.1066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Chinese vreemdeling in het kader van COVID-19 vaccinatie en terugkeerprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Chinese vreemdeling. Eiseres, geboren in 1975, is in Nederland in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze maatregel opgelegd, omdat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van haar vertrek of uitzettingsprocedure zou beletten. Eiseres heeft betwist dat de zware gronden voor de bewaring niet van toepassing zijn, maar de rechtbank oordeelt dat deze gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen. Eiseres heeft eerder een terugkeerbesluit met inreisverbod gekregen en heeft aangegeven niet terug te willen naar China, maar naar Spanje te willen gaan om daar te werken. De rechtbank concludeert dat eiseres niet zal meewerken aan haar terugkeer naar China en dat er geen andere, minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling effectief kan worden toegepast. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen belemmeringen zijn voor de uitzetting naar China, aangezien er een laissez passer is aangevraagd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1066
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Jansen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Su. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres is van Chinese nationaliteit en is geboren op [1975] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres betwist niet de feitelijke juistheid van de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. Dat eiseres - beweerdelijk - alleen naar Nederland is gekomen om te worden gevaccineerd tegen COVID-19, doet daar niet aan af.
Lichter middel
4. Daarnaast staven de genoemde gronden dat er ten aanzien van eiseres een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen is. Daarbij komt het volgende. Aan eiseres is eerder een terugkeerbesluit met inreisverbod opgelegd. Op eiseres rust de verplichting om terug te keren naar China. Eiseres heeft in het vertrekgesprek dat op 17 januari 2022 met haar is gevoerd echter gezegd dat zij niet terug wil naar China, maar dat zij naar Spanje wil omdat zij daar wil werken om haar kinderen en ouders te kunnen onderhouden. Ter zitting heeft eiseres dit herhaald. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres niet zal meewerken aan haar terugkeer naar China. Verweerder heeft er verder op kunnen wijzen dat eiseres niet over reisdocumenten beschikt. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend kon worden toegepast. Door eiseres is ook niet overtuigend gesteld dat een lichter middel voor de daadwerkelijke effectuering van haar vertrek kon worden volstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
5. Verder is niet gebleken dat uitzetting naar China niet mogelijk is. Er is een laissez passer (LP) aangevraagd en niet is gebleken dat de LP niet zal worden afgegeven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting van eiseres naar China ontbreekt.
Voortvarend handelen
6. Verweerder heeft op 17 januari 2022 een vertrekgesprek met eiseres gevoerd en op 18 januari is er een LP-aanvraag doorgeleid naar de Chinese autoriteiten. De rechtbank acht deze werkwijze voldoende voortvarend.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 februari 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.