6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Doodslag is één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft met een mes in de schouder van het slachtoffer gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. De verdachte heeft een einde gemaakt aan het leven van een 28-jarige man die zijn leven nog voor een groot deel voor zich had. Het behoeft geen betoog dat de verdachte met haar handelen een onomkeerbaar verlies teweeggebracht heeft en groot leed heeft aangedaan aan de nabestaanden van het slachtoffer, temeer nu de verdachte en het slachtoffer al geruime tijd een relatie hadden. Het leed van de nabestaanden blijkt ook uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer. Hierin weerklinkt het onbegrip dat de verdachte, als ex-vriendin van het slachtoffer, hem dit heeft aangedaan. Ook weerklinkt in deze verklaring het grote gemis en verdriet dat het handelen van de verdachte bij de naasten van het slachtoffer heeft teweeggebracht.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen het strafblad van de verdachte van 22 augustus 2022. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Pro Justitia rapportage
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de Pro Justitia triple rapportage van 2 september 2022. De verdachte is onderzocht door een psychiater, psycholoog en forensisch milieu-onderzoeker.
De deskundigen concluderen dat de verdachte lijdt aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis en aan een ernstige alcoholverslavingsstoornis. Deze stoornissen bestonden ook ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Deze stoornissen hebben invloed gehad op de persoon en het gedrag van de verdachte, toen zij het delict pleegde. De verdachte was tijdens het incident sterk onder invloed van alcohol en als gevolg van de borderline-persoonlijkheidsstoornis kent zij sterke stemmingswisselingen die waarschijnlijk een rol hebben gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde. In de context van hetgeen er die dag heeft afgespeeld, wordt opgemerkt dat de verdachte, meer dan gemiddeld, gevoelig is voor dreigende verlating en geneigd is tot zeer impulsief en agressief handelen.
De deskundigen concluderen, gelet op het voorgaande, dat het gepleegde delict in verminderde mate kan worden toegerekend aan de verdachte.
Het risico op recidive bij soortgelijke delicten wordt door de deskundigen als matig tot hoog ingeschat, indien de genoemde stoornissen onbehandeld blijven.
De deskundigen adviseren een intensieve klinische behandeling, die naar verwachting langere tijd nodig zal zijn. De behandeling dient te zijn gericht op de gecombineerde problematiek van de verdachte. De behandeling dient in een dwingend kader plaats te vinden, omdat bij de verdachte sprake is van gering probleembesef en ontbrekend probleeminzicht.
Een TBS met een voorwaardelijk kader achten de deskundigen niet aangewezen. De inschatting is dat de verdachte zich niet langdurig aan voorwaarden zal kunnen houden. De ernst en hardnekkigheid van de problematiek vragen een intensieve vorm van behandeling en toezicht. Gelet op al hetgeen is overwogen adviseren de deskundigen de oplegging van TBS met dwangverpleging.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het maatregelrapport van GGZ Reclassering Fivoor, van 8 september 2022. De reclassering adviseert dat ter afwending van het gevaar voor recidive klinische behandeling in een hoog beveiligde setting nodig is. Er is een hoge zorgintensiteit nodig in een gestructureerde en beveiligde omgeving. Behandeling van de verslaving en persoonlijkheidsproblematiek is belangrijk alsmede behandeling die is gericht op acceptatie van traumata uit het verleden en het aanleren van gedragsalternatieven. De reclassering kan zich vinden in de conclusies en adviezen van de deskundigen en komt overeenkomstig de conclusie van de triple rapportage tot het advies van oplegging van TBS met dwangverpleging.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen,
neemt de rechtbank die conclusies over en maakt deze tot de hare. Dit brengt mee dat de rechtbank het ten laste gelegde verminderd toerekent aan de verdachte.
Voor het geheel ontoerekeningsvatbaar verklaren van de verdachte, zoals de raadsman heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de deskundigen onderbouwd hebben gemotiveerd waarom zij tot verminderde – en niet tot gehele – toerekeningsvatbaarheid komen en de rechtbank in de enkele stelling van de raadsman geen aanleiding ziet om daarvan af te wijken.
De straf
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de ernst van het feit zoals hiervoor uiteengezet. Anderzijds heeft de rechtbank in strafmatigende zin in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens de Pro Justitia rapportage verminderd toerekeningsvatbaar is en dat aan haar, zoals hierna zal worden overwogen, een TBS-maatregel zal worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman is bepleit, de maatregel eerder te laten starten en daarom een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank met de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Oplegging van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de formele vereisten die de wet stelt aan het opleggen van de TBS-maatregel. De rechtbank beschikt over een advies van drie deskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Met inachtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat het begane feit zeer ernstig is en dat, gelet op de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar indien de problematiek van de verdachte onbehandeld blijft, zodanig is dat het niet verantwoord is om haar onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De bescherming van de veiligheid van de samenleving noodzaakt daarom tot het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.