ECLI:NL:RBDHA:2022:972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/5349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.A. van den Berg, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 20 augustus 2021 het bezwaar van verzoekster tegen een eerder besluit ongegrond had verklaard. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld op basis van de artikelen 8:81 en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht. In zijn overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien er op 26 januari 2022 al een beslissing was genomen op het beroep. Hierdoor was het verzoek kennelijk ongegrond en werd het afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5349
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekster], verzoekster,

gemachtigde mr. F.A. van den Berg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu op 26 januari 2022 op het beroep is beslist. [2] Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zaaknummer: AWB21/5348.