ECLI:NL:RBDHA:2022:9713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
22/2623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutieverplichting opleidingskosten van een master aan de universiteit en studieverlof bij de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had in 2018 de opleiding Master Veiligheidszorg aan de Radboud Universiteit Nijmegen gestart, waarvan hij de kosten bij de staatssecretaris had gedeclareerd. Na zijn ontslag op eigen verzoek per 1 december 2021, heeft de staatssecretaris de eerder opgelegde terugbetalingsverplichting van € 8.112,16 geëffectueerd, gebaseerd op een terugbetalingsverplichting van vier jaar. Eiser was het niet eens met de duur van deze verplichting en stelde dat hij recht had op een kortere termijn, omdat hij studieverlof had gekregen van zijn commandant.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiser geen studieverlof was verleend, wat een vereiste is volgens artikel 3:6, vijfde lid, van het VV URAMAR. De rechtbank benadrukte dat de beslissing van de staatssecretaris om geen studieverlof toe te kennen, weloverwogen was, gezien de hoge kosten van de opleiding en het feit dat eiser deze zelf had gestart. Eiser's argument dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij studieverlof had gekregen, werd door de rechtbank verworpen, omdat de regels duidelijk waren en de commandant de enige was die studieverlof kon verlenen.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de terugbetalingsverplichting zoals opgelegd door de staatssecretaris rechtmatig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Damstra).

Procesverloop

In het besluit van 10 november 2021 (primair besluit) heeft verweerder de eerder aan eiser opgelegde terugbetalingsverplichting geëffectueerd.
In het besluit van 8 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn daarnaast verschenen kapitein [A], [B] en overste [C].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) en is in 2018 de opleiding Master Veiligheidszorg aan de Radboud Universiteit Nijmegen begonnen. De kosten heeft eiser bij verweerder mogen declareren. Aan eiser is met ingang van 1 december 2021 op eigen verzoek eervol ontslag verleend.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Omdat eiser op eigen verzoek is ontslagen effectueert verweerder de reeds eerder opgelegde terugbetalingsverplichting. Het bedrag is bepaald op € 8.112,16. Daarbij is verweerder uitgegaan van een terugbetalingsverplichting van vier jaar. De maanden die eiser nog bij verweerder heeft gewerkt nadat hij zijn studie had afgerond trekt verweerder van het terug te betalen bedrag af. Gedeclareerde reiskosten en salaris dat eiser heeft ontvangen voor de uren dat hij vrij van dienst was voor het volgen van de opleiding laat verweerder buiten beschouwing.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt en verduidelijkt waar de duur van de terugbetalingsverplichting vandaan komt. Ook geeft verweerder aan dat reeds een korting is verleend en geen aanleiding bestaat om het terug te vorderen bedrag naar beneden bij te stellen.
Wat vinden partijen in beroep?
3 Eiser is het niet eens met de duur van de opgelegde terugbetaalverplichting gelet op de duur van de opleiding. Zijn commandant heeft aan hem een aantal uren studieverlof verleend. Eiser vindt dat hij daarom voldoet aan de vereisten van artikel 3:6, vijfde lid, van het VV URAMAR [1] , zodat de duur berekend dient te worden aan de hand van het aantal uren waarvoor vrijstelling van arbeid is verleend. Dat aantal ligt onder de zes maanden zodat de duur van de terugbetaalverplichting maar twee jaar is.
Eiser heeft uitvoerig contact gehad over het besluit externe opleidingsaanvraag waarin aan eiser toestemming is verleend voor het volgen van de opleiding. Daarbij is eiser te kennen gegeven dat studieverlof niet door de loopbaanbegeleiding kon worden gegeven maar alleen door de commandant zelf. Eiser was in de veronderstelling dat hem op juiste wijze studieverlof is toegekend.
Daarnaast is eiser van mening dat de evenwichtige verdeling van risico’s tussen werkgever en werknemer zouden moeten maken dat het terug te betalen bedrag dient te worden verlaagd.
4 Verweerder handhaaft in het verweerschrift en op de zitting zijn eerder ingenomen standpunt.
Wat zijn de regels?
5 De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6 De rechtbank is met verweerder van oordeel dat leidend is dat in het besluit externe opleidingsaanvraag expliciet is opgenomen dat eiser geen studieverlof is verleend. Daarmee is niet voldaan aan beide vereisten van artikel 3:6, vijfde lid, van het VV URAMAR.
Zoals door verweerder in het bestreden besluit aangegeven wordt met het al dan niet toekennen van studieverlof rekening gehouden bij de eventuele gevolgen voor de duur van de restitutieverplichting. Daarbij heeft verweerder betrokken dat het een dure opleiding van meer dan €10.000 betreft die eiser zelf is gestart en aanvankelijk ook zou bekostigen. Verweerder heeft er tegen deze achtergrond weloverwogen voor gekozen geen studieverlof aan eiser toe te kennen zodat de restitutieverplichting voor een langere tijd zou gelden.
Eisers betoog dat hem voorafgaand aan het besluit externe opleidingsaanvraag is verteld dat studieverlof alleen door de commandant zelf kan worden verleend en dat de commandant eiser vrijstelling van arbeid heeft gegeven, kan hieraan niet afdoen.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage

Algemeen militair ambtenarenreglement

Artikel 16e Terugbetalingsverplichting opleidingskosten
1. Aan de aanwijzing voor een opleiding, als bedoeld in artikel 13 tot en met 16a, kan door Onze Minister de verplichting worden verbonden tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de kosten van de opleiding, indien de militair na het verstrijken van de voor hem geldende proeftijd:
a.in verband met aan hem te verwijten omstandigheden wordt ontheven van de opleiding;
b.in verband met aan hem te verwijten omstandigheden wordt ontheven van de functie waarvoor hij is opgeleid;
c.uit de dienst wordt ontslagen, op grond van artikel 39, eerste lid of tweede lid, onder e, ten 1e, h, j, k, l, m of n, of artikel 45.
2 Bij de berekening van het terug te betalen bedrag wordt uitgegaan van een evenwichtige verdeling van risico's tussen werkgever en werknemer.
3 Het bedrag van de terugbetalingsverplichting in geval van een initiële opleiding, als bedoeld in artikel 13, wordt naar evenredigheid verminderd naarmate de termijn van de hem op basis van artikel 12k van de Militaire Ambtenarenwet 1931 opgelegde verplichting is verstreken met dien verstande dat de periode van de proeftijd hierbij meetelt.
4 Het door de militair terug te betalen bedrag wordt als volgt vastgesteld:
a.voor het deel van de opleiding dat is gevolgd binnen het Ministerie van Defensie: overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde kosten van die opleiding per cursist;
b.voor het deel van de opleiding dat is gevolgd buiten het Ministerie van Defensie: de opleidingskosten die rechtstreeks door het Ministerie van Defensie aan die onderwijsinstelling zijn betaald;
c.de militaire inkomsten die volgens het Inkomstenbesluit militairen zijn ontvangen tijdens een:
(1)opleiding, die is gevolgd bij een externe onderwijsinstelling, met volledige vrijstelling van het verrichten van arbeid: over de werkdagen voor de volle duur van die opleiding waarop de militair is vrijgesteld van werkzaamheden en diensten als militair,
(2)opleiding, die is gevolgd bij een externe onderwijsinstelling, met gedeeltelijke vrijstelling van het verrichten van arbeid: over de werkdagen van die opleiding waarop de militair is vrijgesteld van werkzaamheden en diensten als militair,
verminderd met het minimumloon over die periode, vastgesteld conform hetgeen is bepaald bij en krachtens de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.
5 De militair op wie een terugbetalingsverplichting rust, wordt ontslagen van die verplichting, indien hij bij ontslag op aanvraag, als bedoeld in artikel 39, eerste lid, binnen zes maanden na dat ontslag wordt aangesteld als ambtenaar bij het Ministerie van Defensie.
6 Het door de militair terug te betalen bedrag is direct opeisbaar, wanneer een omstandigheid, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, en wordt in beginsel in één termijn voldaan. Onze Minister kan een afbetalingsregeling treffen.
7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitvoering van dit artikel.

Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR

Artikel 3:6 Duur terugbetalingsverplichting en drempelbedrag voor de opleidingen genoemd in de artikelen 14 tot en met 16a van het AMAR
1. Er wordt geen terugbetalingsverplichting opgelegd, wanneer de totale kosten van de opleiding minder dan € 4000,- bedragen.
2. De periode, waarover de terugbetalingsverplichting, genoemd in artikel 16e van het AMAR, geldt, is afhankelijk van de duur van de opleiding. Is de duur van de opleiding korter dan of gelijk aan zes maanden dan geldt de terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van twee jaar. Is de duur van de opleiding langer dan zes maanden dan geldt de terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van vier jaar.
3. In afwijking van het gestelde in het tweede lid geldt een terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van:
twee jaar, indien de totale kosten van de opleiding op basis van berekening vooraf tussen de € 4.000,- en € 10.000,- bedragen;
zes jaar, indien de totale kosten van de opleiding op basis van berekening vooraf meer bedragen dan € 150.000,-.
4. Voor een opleiding die binnen het Ministerie van Defensie wordt gevolgd en die niet aaneengesloten plaatsvindt wordt de duur van de opleiding berekend op basis van de uren dat de opleiding wordt gevolgd.
5. Voor een opleiding die buiten het Ministerie van Defensie wordt gevolgd en waarvoor gedeeltelijke vrijstelling van arbeid is gegeven wordt de duur van de opleiding berekend op basis van de uren waarvoor de vrijstelling van arbeid is verleend.
6. In afwijking van het tweede en derde lid kan voor een opleiding uit oogpunt van organisatiebelang worden bepaald dat de terugbetalingsverplichting voor een kortere periode geldt. De bekorting geldt voor alle militairen die aan die opleiding deelnemen, ook als dit militairen van verschillende operationele commando’s zijn. De commandanten van de betrokken operationele commando’s moeten instemmen met de bekorting.
7. Het bedrag van de terugbetalingsverplichting wordt naar evenredigheid verminderd naarmate de termijn na beëindiging van de opleiding, zoals bedoeld in het tweede, derde en zesde lid, is verstreken.

Voetnoten

1.Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR