ECLI:NL:RBDHA:2022:9712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
22/3252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutieverplichting opleidingskosten functieopleiding bij de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had een restitutieverplichting opgelegd gekregen voor de opleidingskosten van zijn functieopleiding, die hij had gevolgd aan de Politie Academie in Apeldoorn. Het primaire besluit, dat op 29 november 2021 was genomen, legde deze restitutieverplichting op, en het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 14 april 2022. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser betoogde dat de communicatie over de restitutieverplichting onduidelijk was en dat hij onjuist was voorgelicht door zijn loopbaanbegeleider. De staatssecretaris handhaafde echter zijn standpunt dat de restitutieverplichting terecht was opgelegd, en dat het bedrag van € 2.877,71, dat al was gehalveerd, niet verder verlaagd kon worden.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris bij het vaststellen van de terugbetalingsverplichting een discretionaire bevoegdheid heeft en dat de rechtbank terughoudend moet toetsen of de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de belangen van zowel de werknemer als de werkgever. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3252

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Damstra).

Procesverloop

In het besluit van 29 november 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een restitutieverplichting voor de opleidingskosten van zijn functieopleiding opgelegd.
In het besluit van 14 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn daarnaast verschenen kapitein [A], [B] en overste [C].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) en heeft toen de opleiding Vorming en Toetsing van Scenario’s aan de Politie Academie in Apeldoorn gevolgd. In het besluit externe opleidingsaanvraag voor deze opleiding is opgenomen dat er een terugbetalingsverplichting voor de duur van twee jaar geldt. Aan eiser is met ingang van 1 december 2021 op eigen verzoek eervol ontslag verleend.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Verweerder is van oordeel dat terecht een terugbetalingsverplichting voor deze functieopleiding aan eiser is opgelegd. Het bedrag is bepaald op € 2.877,71. Er is al een aanzienlijke korting verleend door het bedrag te halveren. Voor een verdere verlaging bestaat geen aanleiding.
Wat vinden partijen in beroep?
3 Eiser betoogt kortgezegd dat het opleggen van de restitutieverplichting voor de functieopleiding onduidelijk is verlopen en dat hij door zijn loopbaanbegeleider onjuist is voorgelicht dat er geen restitutieverlichting opgelegd zou worden. Daarom zou het terug te betalen bedrag moeten worden terug gebracht tot nihil.
4 Verweerder handhaaft in het verweerschrift en ter zitting zijn eerder ingenomen standpunt.
Wat zijn de regels?
5 De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6 Bij het vaststellen van het bedrag dat terugbetaald moet worden heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. Dat maakt dat de rechtbank terughoudend toetst of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Verweerder heeft bij zijn afweging voorop gesteld dat hij tot een evenwichtige verdeling van de risico’s tussen werknemer en werkgever dient te komen.
Op het moment dat aan eiser eervol ontslag is verleend zijn alle feiten en omstandigheden betrokken bij berekening van het terug te betalen bedrag. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat het een dure opleiding betreft. En hoewel de rechtbank erkent dat er bij het opleggen van de restitutieverplichting en het vaststellen van de hoogte er van niet duidelijk met eiser is gecommuniceerd is zij van oordeel dat verweerder dit in redelijkheid voldoende gecompenseerd heeft door terug te betalen bedrag te halveren. Aangezien de restitutieverplichting is opgenomen in het besluit externe opleidingsaanvraag, had het een teamleider als eiser duidelijk kunnen en moeten zijn dat een dergelijke verplichting bestaat. Ook de toezegging van eisers loopbaanbegeleider heeft verweerder niet hoeven aanmerken als een grond voor verdere verlaging van het bedrag. De loopbaanbegeleider was immers niet bevoegd hier toezeggingen over te doen.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage

Algemeen militair ambtenarenreglement

Artikel 16e Terugbetalingsverplichting opleidingskosten
1. Aan de aanwijzing voor een opleiding, als bedoeld in artikel 13 tot en met 16a, kan door Onze Minister de verplichting worden verbonden tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de kosten van de opleiding, indien de militair na het verstrijken van de voor hem geldende proeftijd:
a.in verband met aan hem te verwijten omstandigheden wordt ontheven van de opleiding;
b.in verband met aan hem te verwijten omstandigheden wordt ontheven van de functie waarvoor hij is opgeleid;
c.uit de dienst wordt ontslagen, op grond van artikel 39, eerste lid of tweede lid, onder e, ten 1e, h, j, k, l, m of n, of artikel 45.
2 Bij de berekening van het terug te betalen bedrag wordt uitgegaan van een evenwichtige verdeling van risico's tussen werkgever en werknemer.
3 Het bedrag van de terugbetalingsverplichting in geval van een initiële opleiding, als bedoeld in artikel 13, wordt naar evenredigheid verminderd naarmate de termijn van de hem op basis van artikel 12k van de Militaire Ambtenarenwet 1931 opgelegde verplichting is verstreken met dien verstande dat de periode van de proeftijd hierbij meetelt.
4 Het door de militair terug te betalen bedrag wordt als volgt vastgesteld:
a.voor het deel van de opleiding dat is gevolgd binnen het Ministerie van Defensie: overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde kosten van die opleiding per cursist;
b.voor het deel van de opleiding dat is gevolgd buiten het Ministerie van Defensie: de opleidingskosten die rechtstreeks door het Ministerie van Defensie aan die onderwijsinstelling zijn betaald;
c.de militaire inkomsten die volgens het Inkomstenbesluit militairen zijn ontvangen tijdens een:
(1)opleiding, die is gevolgd bij een externe onderwijsinstelling, met volledige vrijstelling van het verrichten van arbeid: over de werkdagen voor de volle duur van die opleiding waarop de militair is vrijgesteld van werkzaamheden en diensten als militair,
(2)opleiding, die is gevolgd bij een externe onderwijsinstelling, met gedeeltelijke vrijstelling van het verrichten van arbeid: over de werkdagen van die opleiding waarop de militair is vrijgesteld van werkzaamheden en diensten als militair,
verminderd met het minimumloon over die periode, vastgesteld conform hetgeen is bepaald bij en krachtens de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.
5 De militair op wie een terugbetalingsverplichting rust, wordt ontslagen van die verplichting, indien hij bij ontslag op aanvraag, als bedoeld in artikel 39, eerste lid, binnen zes maanden na dat ontslag wordt aangesteld als ambtenaar bij het Ministerie van Defensie.
6 Het door de militair terug te betalen bedrag is direct opeisbaar, wanneer een omstandigheid, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, en wordt in beginsel in één termijn voldaan. Onze Minister kan een afbetalingsregeling treffen.
7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitvoering van dit artikel.

Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR

Artikel 3:6 Duur terugbetalingsverplichting en drempelbedrag voor de opleidingen genoemd in de artikelen 14 tot en met 16a van het AMAR
1. Er wordt geen terugbetalingsverplichting opgelegd, wanneer de totale kosten van de opleiding minder dan € 4000,- bedragen.
2. De periode, waarover de terugbetalingsverplichting, genoemd in artikel 16e van het AMAR, geldt, is afhankelijk van de duur van de opleiding. Is de duur van de opleiding korter dan of gelijk aan zes maanden dan geldt de terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van twee jaar. Is de duur van de opleiding langer dan zes maanden dan geldt de terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van vier jaar.
3. In afwijking van het gestelde in het tweede lid geldt een terugbetalingsverplichting gedurende de opleiding en aansluitend een periode van:
twee jaar, indien de totale kosten van de opleiding op basis van berekening vooraf tussen de € 4.000,- en € 10.000,- bedragen;
zes jaar, indien de totale kosten van de opleiding op basis van berekening vooraf meer bedragen dan € 150.000,-.
4. Voor een opleiding die binnen het Ministerie van Defensie wordt gevolgd en die niet aaneengesloten plaatsvindt wordt de duur van de opleiding berekend op basis van de uren dat de opleiding wordt gevolgd.
5. Voor een opleiding die buiten het Ministerie van Defensie wordt gevolgd en waarvoor gedeeltelijke vrijstelling van arbeid is gegeven wordt de duur van de opleiding berekend op basis van de uren waarvoor de vrijstelling van arbeid is verleend.
6. In afwijking van het tweede en derde lid kan voor een opleiding uit oogpunt van organisatiebelang worden bepaald dat de terugbetalingsverplichting voor een kortere periode geldt. De bekorting geldt voor alle militairen die aan die opleiding deelnemen, ook als dit militairen van verschillende operationele commando’s zijn. De commandanten van de betrokken operationele commando’s moeten instemmen met de bekorting.
7. Het bedrag van de terugbetalingsverplichting wordt naar evenredigheid verminderd naarmate de termijn na beëindiging van de opleiding, zoals bedoeld in het tweede, derde en zesde lid, is verstreken.