ECLI:NL:RBDHA:2022:9702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
22/4994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake visrecht en spoedeisend belang

Op 16 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn visrecht wilde verlengen, had eerder een afwijzing ontvangen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit besluit werd in een later stadium bevestigd door een bestreden besluit, waartegen verzoeker beroep had ingesteld. Tijdens de zitting op 16 september 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl verweerder ook een gemachtigde had gestuurd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De motivering hiervoor was dat er geen sprake was van spoedeisend belang. Volgens de voorzieningenrechter is er bij financiële geschillen, zoals in deze zaak, doorgaans geen spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt. Verzoeker had aangevoerd dat het hoogheemraadschap zijn visrecht aan anderen zou kunnen uitgeven, maar verweerder bevestigde dat dit niet zou gebeuren zolang de beroepszaak van verzoeker nog loopt. Bovendien had verzoeker nog andere visrechten en een AOW-inkomen, waardoor er geen acute financiële noodsituatie was.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen enkel spoedeisend belang was en verklaarde het verzoek daarom niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4994

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 september 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.H. Hermsen),
en

de kamer voor de Binnenvisserij, verweerder

(gemachtigde: J.S. Poelsma en mr. A. Mul).

Procesverloop

In het besluit van 30 september 2021 (primaire besluit) heeft het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard het verzoek van verzoeker om zijn visrecht te verlengen afgewezen.
In het besluit van 7 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 september 2022 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
Verzoeker heeft hierover aangevoerd dat het hoogheemraadschap het visrecht van verzoeker kan uitgeven aan andere partijen. Verweerder heeft ter zitting echter bevestigd dat zij daarvoor hun goedkeuring zullen moeten verlenen en zij dat niet zullen doen zo lang de beroepszaak van verzoeker nog loopt. Dit levert daarom geen spoedeisend belang op. Ter zitting is ook gebleken dat verzoeker nog meer visrechten heeft waar hij inkomen uit betrekt. Het visrecht waar het in deze zaak om gaat zorgt voor ongeveer de helft van verzoekers inkomen en daarnaast krijgt verzoeker AOW. Er is daarmee niet gebleken van een acute financiële noodsituatie. Hoewel de voorzieningenrechter het begrijpelijk acht dat verzoeker graag het viswater achter zijn huis zou willen blijven bevissen levert dat geen spoedeisend belang op.
De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek daarom niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2022 door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.