ECLI:NL:RBDHA:2022:9673
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verhuisverbod in kort geding tussen ouders over minderjarigen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022, vordert de vader in een kort geding een verhuisverbod voor de moeder met betrekking tot hun minderjarige kinderen. De vader, bijgestaan door mr. W.N. Sardjoe, vreest dat de moeder zonder toestemming met de kinderen naar [plaats 2] zal verhuizen, ondanks een eerdere afwijzing van een verzoek tot verhuizing door de rechtbank op 27 januari 2022. De moeder, vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij zich aan de eerdere beschikking zal houden.
De voorzieningenrechter, M.J. Alt-van Endt, heeft na het horen van beide partijen en het stellen van vragen, de zitting geschorst en vervolgens mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder geen toestemming heeft om met de kinderen te verhuizen en dat er een spoedeisend belang is voor het toewijzen van het verhuisverbod. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vader om de kinderen voorlopig aan hem toe te vertrouwen afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn, vooral gezien het feit dat het schooljaar bijna ten einde loopt.
De voorzieningenrechter heeft het verhuisverbod toegewezen, met een dwangsom van € 25.000,-- bij overtreding, en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De overige vorderingen van de vader zijn afgewezen, omdat deze moeilijk controleerbaar zijn en er onvoldoende spoedeisend belang is. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de moeder zich onmiddellijk aan het verbod moet houden, totdat er in de bodemprocedure anders wordt beslist.