ECLI:NL:RBDHA:2022:9665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB 22/2386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder gronden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een vreemdeling, had op 6 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, wat heeft geleid tot het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen werd benadrukt dat het verzoekschrift ten minste de gronden van het verzoek moet bevatten, zoals vereist door artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb. Aangezien het verzoekschrift van de verzoeker geen gronden bevatte, heeft de voorzieningenrechter op 29 april 2022 een brief gestuurd waarin de verzoeker werd verzocht om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen. Deze brief bleef echter onbeantwoord.

Gelet op het ontbreken van de benodigde gronden heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/2386

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb bevat het verzoekschrift ten minste de gronden van het verzoek. Dat zijn de redenen waarom er om een voorlopige voorziening wordt verzocht.
2. Als er geen gronden worden ingediend, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 6:6 en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het verzoek niet inhoudelijk wordt behandeld. De voorzieningenrechter moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Het verzoekschrift van verzoeker bevat geen gronden. Daarom heeft de voorzieningenrechter bij brief van 29 april 2022 aan verzoeker gevraagd om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen. Op deze brief is geen reactie gekomen.
4. Gelet hierop is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.