ECLI:NL:RBDHA:2022:9657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 13 april 2022 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden in te dienen, maar heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en werd het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.