ECLI:NL:RBDHA:2022:9648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
NL22.12164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 22 juni 2022, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 25 augustus 2022 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en aangekondigd dat de uitspraak binnen vier weken zou volgen.

Echter, op 8 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen, nadat was gebleken dat eiser op 30 augustus 2022 de opvang zelfstandig had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 13 september 2022 aangegeven dat hij sinds 23 juni 2022 geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar deze zich bevindt. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.

De rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, en dat de enkele mededeling van de gemachtigde van eiser dat er geen indicatie is dat eiser zijn asielaanvraag zou willen intrekken, onvoldoende is om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12164

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.P. Ufkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 22 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.12165, op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan binnen vier weken.
Op 8 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend in verband met de beoordeling van het procesbelang en de ontvankelijkheid van het beroep. Het onderzoek is vervolgens weer gesloten op 14 september 2022.

Overwegingen

1. Uit het bericht van verweerder van 7 september 2022 blijkt dat eiser op 30 augustus 2022 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Vervolgens heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op 8 september 2022 verzocht aan te geven of er nog contact is met eiser en of de gemachtigde van eiser weet waar eiser zich bevindt in Nederland.
2. Uit de reactie van de gemachtigde van eiser van 13 september 2022 blijkt dat hij sinds 23 juni 2022, dus al ruim tweeënhalve maand, geen contact meer heeft met eiser. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd niet bevestigd dat hij op de hoogte is van eisers verblijfplaats in Nederland. Een en ander betekent dat de gemachtigde niet weet of eiser nog in Nederland verblijft en waar hij zich dan bevindt.
3. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. [1] De enkele mededeling van de gemachtigde van eiser dat deze geen indicatie heeft dat eiser zijn asielaanvraag zou willen intrekken, is onvoldoende om anders te oordelen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22