ECLI:NL:RBDHA:2022:9639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
SGR 21/4673 en 22/4025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van gemachtigde door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 september 2022, gaat het om de weigering van eiser om als gemachtigde op te treden voor derden bij de gemeente Den Haag. Eiser had in het verleden als gemachtigde opgetreden, maar het college van burgemeester en wethouders besloot op 21 december 2020 om hem voor twee jaar te weigeren. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 25 juni 2021, na bezwaar van eiser. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat er geen grondslag of bewijs was voor de weigering. Hij verwees naar een bindend advies van de Geschillencommissie Publieke Gezondheid en een advies van de gemeentelijke ombudsman, waaruit zou blijken dat hij de belangen van derden behartigde.

De rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan een gemachtigde kan weigeren als er ernstige bezwaren bestaan. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom er ernstige bezwaren waren tegen eiser. Eiser had beledigend en intimiderend taalgebruik gebruikt richting gemeentemedewerkers, wat de normale gang van zaken verstoorde. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de cliënten van eiser in gevaar kwamen door zijn gedrag. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en zich onbevoegd ten aanzien van het beroep tegen de brief van 2 juni 2022, waarin de gebouwontzegging en het contactverbod werden verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/4673 en 22/4025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder)

(gemachtigde: mr. H. van Soest).

Inleiding

Bij besluit van 21 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist om eiser voor twee jaar te weigeren als gemachtigde.
Met het bestreden besluit van 25 juni 2021 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
Bij brief van 2 juni 2022 heeft verweerder de gebouwontzegging van eiser verlengd, het opgelegde contactverbod uitgebreid en eiser gewaarschuwd bij overtreding daarvan kortgedingprocedures te starten en de politie in te schakelen.
De rechtbank heeft beide beroepen op 24 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via een telefonische verbinding) en de gemachtigde van verweerder. Ook was aanwezig [A] .

Overwegingen

Waar gaat zaak SGR 21/4673 over?
1. Eiser is als gemachtigde opgetreden in (medische gerelateerde) aanvragen van derden.
2. Verweerder heeft aan eiser schriftelijk kenbaar gemaakt dat hij voor een periode van twee jaar niet als gemachtigde voor derden mag optreden bij de gemeente. Hij heeft hierbij verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eisers optreden als gemachtigde in deze aanvragen de afhandeling zeer lastig of zelfs feitelijk onmogelijk maakt. Eiser zou in deze zaken onheus gedrag hebben vertoond zoals misdragingen tegen de medewerkers van de gemeente, een niet aflatende stroom van e-mail en sms-berichten en niet onderbouwde eisen om schadeloosstellingen en dwangsommen. Verweerder is van mening dat eisers gedrag en zijn optreden aantonen dat sprake is van ernstige bezwaren.
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
3. Eiser vindt dat verweerder er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij de Adviescommissie bezwaarschriften heeft gewraakt. Daarnaast is er geen grondslag of bewijs om hem te weigeren als gemachtigde. Eiser verwijst naar een bindend advies van de Geschillencommissie Publieke Gezondheid. In die zaak is geoordeeld dat de GGD ten onrechte de betreffende persoon niet medisch heeft gekeurd. Eiser meent dat hieruit blijkt dat hij de zaken niet bemoeilijkt en de belangen van derden juist behartigd. Ook is er een advies van de gemeentelijke ombudsman waaruit volgt dat een klacht van zijn zus met betrekking tot geluidsopnames gegrond is verklaard wegens schending van het fair play beginsel.
Wat zijn de regels?
4. Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. [1]
4.1.
Het bestuursorgaan kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat er geen regeling is op grond waarvan leden van een Adviescommissie [3] kunnen worden gewraakt. [4] Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat een van de leden van de commissie die op 23 juni 2021 een advies over het bezwaarschrift van eiser heeft uitgebracht, vooringenomen zou zijn.
5. De rechtbank overweegt verder dat een bestuursorgaan een gemachtigde slechts mag weigeren in uitzonderlijke gevallen. Er moeten ernstige bezwaren aan de orde zijn. Op grond van de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling kunnen deze bezwaren van uiteenlopende aard zijn. Gedacht kan worden aan gevallen van ernstige ondeskundigheid. Ook kan gedacht worden aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel met bedreiging van geweld, verstoren. Het bestuursorgaan mag van zijn bevoegdheid in geen geval gebruik maken om zich van een bekwame en daardoor lastige tegenstander te ontdoen. [5] Vanwege de aard van deze bevoegdheid dient de rechter vol te toetsen of ernstige bezwaren in de zin van deze bepaling bestaan. [6]
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom er ernstige bezwaren zijn tegen eiser om hem als gemachtigde op te laten treden. Uit het procesdossier blijkt dat eiser in vele mailwisselingen en telefoongesprekken beledigend en intimiderend taalgebruik heeft geuit naar medewerkers van de gemeente. Een concreet voorbeeld hiervan is het contactverbod dat aan eiser op 21 mei 2021 is opgelegd nadat hij een medewerker van de GGD op zeer ongepaste wijze aan de telefoon heeft uitgescholden. Een ander voorbeeld betreft de mailwisselingen van 8 juli 2020 en 3 december 2020, waarin eiser aangeeft aangiftes te hebben ingediend tegen vele gemeentemedewerkers.
De rechtbank vindt het aannemelijk dat het taalgebruik – zoals dat voor geruime tijd richting medewerkers van de gemeente wordt gebruikt – én het dreigen met aangiftes, de normale gang van zaken bij de gemeente meer dan eens verstoort. De rechtbank acht ook waarschijnlijk dat eisers langdurige en systematische taalgebruik richting deze medewerkers een negatieve weerslag kan hebben op de behandeling van zaken door verweerder waarin eiser als gemachtigde optreedt. Dit gedrag kan eiser worden toegerekend. De belangen van de cliënten van eiser komen daardoor in het gedrang. Aangenomen mag worden dat eiser zijn cliënten daardoor ernstige schade kan toebrengen. Een voorbeeld hiervan ziet de rechtbank in eisers verwijzing naar het bindend advies van de Geschillencommissie Publieke Gezondheid. Uit dit bindend advies blijkt namelijk dat de client van eiser ten onrechte niet medisch gekeurd werd. Dit was een gevolg van het gedrag van eiser die met zijn client mee was. Hierdoor kon de client niet worden gekeurd en moest hij met tussenkomst van de politie, samen met eiser het pand te verlaten. Deze rechtbank - in andere samenstelling – heeft zich hierover uitgelaten in haar uitspraak van 27 juni 2022, SGR 22/1197. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk dat cliënten van eiser tegen hem beschermd moeten worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ernstige bezwaren. [7] De belangen van medewerkers van de gemeente die ook bescherming behoeven, worden door de weigeringen indirect beschermd.
Waar gaat zaak SGR 22/4024 over?
7.
Dit beroep ziet op een brief over het verlengen van de gebouwontzegging van eiser, de uitbreiding van het opgelegde contactverbod en bevat de waarschuwing dat bij overtreding daarvan tegen eiser kortgedingprocedures zullen worden gestart en de politie wordt ingeschakeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. Bij de bestuursrechter kan enkel beroep worden ingesteld tegen besluiten. [8] Daarvan is hier geen sprake omdat een contactverbod niet kan worden aangemerkt als een besluit. Omdat er alleen beroep mogelijk is tegen een besluit betekent dit dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren. Als eiser een oordeel van de rechter wenst over het gestelde onrechtmatige handelen van de gemeente en de daaruit voortvloeiende schade, moet hij hiervoor een procedure bij de civiele rechter starten. Op de zitting is verklaard dat verweerder een kort geding tegen eiser heeft aangespannen.
Conclusie
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
10. De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de brief van 2 juni 2022.
11. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten en vergoeding van de betaalde griffierechten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep SGR 21/4673 ongegrond;
- zich onbevoegd tot kennisneming van het beroep SGR 22/4025.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.N.H.J. Schenk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb.
2.Op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Awb.
3.Als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:94.
5.Zie de Afdelingsuitspraak van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1060.
6.bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 29 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ3244, en 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2709.
7.Als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, van de Awb.
8.in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).