ECLI:NL:RBDHA:2022:9637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
C/09/634567 / JE RK 22-1840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 september 2022 uitspraak gedaan over de vervangende toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige, alsook over de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter bekrachtigt de eerdere beslissing van 1 september 2022, waarbij vervangende toestemming werd verleend voor een medische behandeling van de minderjarige, die in het ziekenhuis moest worden opgenomen voor observatie en behandeling van haar slechte drinkgedrag. De kinderrechter oordeelt dat de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden. De moeder had aanvankelijk geweigerd toestemming te geven, maar heeft tijdens de zitting haar toestemming alsnog verleend, wat de kinderrechter positief waardeert.

Daarnaast is er een verzoek gedaan voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel in het ziekenhuis is opgenomen. De moeder verblijft in een moeder-kind-huis, maar heeft zich niet aan afspraken gehouden en er is onvoldoende zicht op de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter besluit dat het in het belang van de minderjarige is om haar uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid om het verzoek voor het overige aan te houden. De kinderrechter benadrukt het belang van de hechting tussen de moeder en de minderjarige en roept de moeder op zich aan afspraken te houden en de adviezen op te volgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634567 / JE RK 22-1840
C/09/634724 / JE RK 22-1867
Datum uitspraak: 9 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Vervangende toestemming medische behandeling
Machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van de op 1 september 2022 en 5 september 2022 ingekomen verzoekschriften van:

William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:

[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Grootenhuis, gevestigd in Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking van 1 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is vervangende toestemming verleend voor het verrichten van een medische behandeling van [minderjarige] te weten opname in het ziekenhuis ter observatie en onderzoek naar de oorzaak van slecht/minder drinken en behandeling daarvan en indien noodzakelijk het toedienen van voeding en van medicatie tegen spruw. Het verzoek is aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 1 september 2022;
- de verzoekschriften met bijlagen;
- de brief van de kinderarts van [minderjarige] van 8 september 2022;
- het document van de zijde van de advocaat van de moeder van 8 september 2022.
Op 9 september 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. In verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) is de moeder niet op de rechtbank, maar telefonisch aanwezig op voormelde datum. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder (via een telefoonverbinding), bijgestaan door haar advocaat.

Verzoek en verweer

I Vervangende toestemming medische behandeling
Het verzoek strekt tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [minderjarige] op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek. Deze medische behandeling betreft een opname in het ziekenhuis ter observatie en onderzoek naar de oorzaak van slecht/minder drinken en het toedienen van voeding en van medicatie tegen spruw. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is sinds de opname in het ziekenhuis 300 gram gegroeid, maar is nog steeds afhankelijk van sondevoeding en drinkt slecht. De logopedist van het ziekenhuis heeft geconstateerd dat [minderjarige] een verkeerde drinktechniek heeft ofwel heeft aangeleerd gekregen. Daarnaast krijgt [minderjarige] nog steeds medicatie voor spruw. De onderzoeken van het ziekenhuis zijn tot nu toe niet afwijkend, maar daardoor blijft onduidelijk waarom [minderjarige] slecht drinkt. Uit de consultbrief van de kinderarts blijkt dat [minderjarige] pas uit het ziekenhuis ontslagen kan worden als zij voldoende groeit en zelfstandig kan drinken. Dit laatste is niet het geval, dus het is voor nu nog onduidelijk wanneer [minderjarige] naar huis mag. De gecertificeerde instelling acht het van belang dat de medische behandeling en het toedienen van voeding en medicatie wordt voortgezet.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangegeven dat de moeder op 31 augustus 2022 uit boosheid en uit angst voor een uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft gereageerd en met [minderjarige] uit het ziekenhuis is weggelopen. De moeder heeft tien dagen na de geboorte van [minderjarige] op eigen initiatief contact opgenomen met het ziekenhuis en de huisarts, omdat bleek dat [minderjarige] niet op haar geboortegewicht zat. Toen bij het spoedconsult in het ziekenhuis bleek dat [minderjarige] moest worden opgenomen, voelde dit als een verwijt naar de moeder dat zij niet goed voor [minderjarige] zou zorgen. De moeder heeft dus uit een primaire reactie gereageerd, maar geeft nu met terugwerkende kracht toestemming voor de medische behandeling, omdat dit in het belang van [minderjarige] is. De advocaat brengt ten slotte nog naar voren dat spruw geen ernstig gevaar voor de gezondheid vormt, zodat het toedienen van medicatie tegen spruw niet voor vervangende toestemming voor een medische behandeling als bedoeld in artikel 1:265h BW in aanmerking komt.
II Machtiging tot uithuisplaatsing
Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van zes maanden. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De moeder verblijft sinds juli 2022 in een moeder-kind-huis van Middin. Er zijn met de moeder afspraken gemaakt over de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] Kort na de geboorte van [minderjarige] is de moeder echter hele dagen weggebleven bij het moeder-kind-huis waardoor er er weinig tot geen zicht is op [minderjarige] De begeleiders van Middin zijn meermalen met de moeder in gesprek gegaan, maar de moeder geeft geen openheid van zaken en houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. Daar komt bij dat Middin inmiddels heeft aangegeven dat de moeder en [minderjarige] niet meer terecht kunnen bij het moeder-kind-huis, omdat de moeder één-op-één begeleiding nodig heeft en [minderjarige] medische verzorging nodig heeft. Dit kan Middin niet bieden. Verder heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat een netwerkplaatsing voor nu niet mogelijk is, omdat niemand binnen het netwerk bereid gevonden is [minderjarige] op te vangen. Gelet op de bestaande zorgen en patronen acht de gecertificeerde instelling de verzochte duur passend, maar gelet op omstandigheid dat ontslagdatum van [minderjarige] uit het ziekenhuis nog niet vaststaat, kan de gecertificeerde instelling zich ook vinden in toewijzing voor de kortere duur met aanhouding van het verzoek voor het overige
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De advocaat van de moeder heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen. Subsidiair is verzocht het verzoek aan te houden en daarmee als stok achter de deur te dienen. Meer subsidiair verzoekt de advocaat van de moeder de duur van de uithuisplaatsing te beperken tot drie maanden. De advocaat van de moeder heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. De gecertificeerde instelling doet een verzoek voor een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de moeder op 31 augustus 2022 de medische behandeling van [minderjarige] heeft geweigerd. Volgens de moeder is dit onvoldoende grond voor een uithuisplaatsing. De moeder geeft inmiddels toestemming voor de medische behandeling, waardoor er geen zorgen meer zijn dat de moeder [minderjarige] zal onttrekken aan medische zorg. Uit de stukken blijkt dat de moeder in de afgelopen periode op andere plekken verbleef en ’s avonds onbereikbaar was. De moeder betwist dit niet maar heeft aangegeven dat de gebeurtenissen van de afgelopen week haar ogen hebben geopend. De moeder erkent het belang van de inzet van hulpverlening en de voortzetting van haar verblijf in het moeder-kind-huis. De moeder hoopt dat zij nogmaals met Middin in gesprek kan en een allerlaatste kans krijgt om zichzelf te bewijzen. Een verblijf in het moeder-kind-huis is namelijk van groot belang voor de verdere ontwikkeling van [minderjarige] Indien de machtiging tot uithuisplaatsing wordt toegewezen, acht de advocaat van de moeder het van belang dat een netwerkplaatsing nogmaals wordt onderzocht. Daarnaast verzoekt de advocaat van de moeder de duur van de uithuisplaatsing te beperken, omdat [minderjarige] pas een maand oud is en het voor haar van groot belang is dat zij op korte termijn duidelijkheid krijgt over haar perspectief.

Beoordeling

I Vervangende toestemming medische behandeling
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265h BW vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling kan worden ontvangen in haar verzoek. De moeder heeft eerder uit boosheid en angst geweigerd toestemming te verlenen voor de door het ziekenhuis noodzakelijk geachte opname van [minderjarige] ter observatie en om te onderzoeken wat de oorzaak is voor haar (te) lage gewicht. De kinderrechter begrijpt de boosheid en angst van de moeder, maar benadrukt dat het belang van [minderjarige] bij de moeder altijd voorop dient te staan. Een medische behandeling en het toedienen van voeding en ook het toedienen van medicatie tegen spruw is noodzakelijk om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] af te wenden, omdat [minderjarige] een zeer jonge en kwetsbare baby is die niet goed drinkt. Behandeling met medicatie bij baby’s met spruw die niet goed drinken is noodzakelijk te achten. Het is positief dat de moeder ter zitting heeft aangegeven alsnog haar toestemming te verlenen. De kinderrechter zal de beslissing van de kinderrechter van 1 september 2022 bekrachtigen.
II Machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] is een hele jonge en kwetsbare baby die op dit moment in het ziekenhuis is opgenomen en onderzocht wordt. De moeder verbleef sinds juli 2022 in het moeder-kind-huis van Middin en er is toen veel hulpverlening ingezet. Ondanks de gesprekken die Middin met de moeder heeft gevoerd, gaf de moeder geen openheid van zaken en bleef zij dagen weg bij het moeder-kind-huis. De moeder en [minderjarige] hebben meer zorg nodig dan Middin hen kan bieden. Dit maakt dat Middin inmiddels heeft aangegeven dat moeder niet meer terecht kan bij het moeder-kind-huis als [minderjarige] uit het ziekenhuis wordt ontslagen. Op dit moment is nog onduidelijk wanneer [minderjarige] uit het ziekenhuis zal worden ontslagen, maar dat zal zijn als zij voldoende is gegroeid en zelfstandig kan drinken. De kinderrechter acht het dan ook van belang dat [minderjarige] na haar ontslag uit het ziekenhuis in een veilige en geborgen omgeving verder aan kan sterken en tot ontwikkeling kan komen. De kinderrechter ziet aanleiding de duur van de uithuisplaatsing tot drie maanden te beperken en het verzoek voor het overige aan te houden. In de komende periode dient onderzocht te worden of en zo ja op welke wijze de moeder, gelet op haar beperkingen, de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich kan nemen. De kinderrechter acht het van belang dat in de tussentijd de omgang tussen [minderjarige] en de moeder wordt opgestart, omdat het vanwege de jonge leeftijd van [minderjarige] van groot belang is dat de moeder en [minderjarige] zich aan elkaar hechten. De kinderrechter drukt de moeder op het hart dat zij zich aan alle afspraken houdt en de adviezen opvolgt en daarmee laat zien het belang van [minderjarige] voorop te stellen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
inzake C/09/634567 / JE RK 22-1840
bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter van 1 september 2022 tot het verlenen van vervangende toestemming voor het verrichten van een medische behandeling van [minderjarige] te weten opname in het ziekenhuis ter observatie en onderzoek naar de oorzaak van slecht/minder drinken en behandeling daarvan en in indien noodzakelijk het toedienen van voeding en van medicatie tegen spruw;
inzake C/09/634724 / JE RK 22-1867
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 9 september 2022 tot 9 december 2022;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een nader te bepalen zittingsdatum gelegen vóór 9 december 2022 bij voorkeur bij rechter mr. C.M. van der Kleijn;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, mr. T. Grootenhuis.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 september 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.