ECLI:NL:RBDHA:2022:9614
Rechtbank Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot conservatoir beslag op aandeel in overwaarde woning na verbouwing door één van de eigenaren
In deze zaak gaat het om een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op het aandeel van de vrouw in de overwaarde van een woning die door partijen gezamenlijk is aangeschaft. De man, verzoeker, stelt dat de hoge overwaarde van de woning voornamelijk het gevolg is van een grootschalige verbouwing die hij in zijn vrije tijd heeft uitgevoerd. Hij meent dat hij recht heeft op een vergoeding van de vrouw voor de door hem gemaakte kosten en de tijd die hij in de verbouwing heeft gestoken. De vrouw is volgens de man op grond van de samenlevingsovereenkomst gehouden om deze vermogensverschuivingen te vergoeden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat partijen de woning ieder voor de helft bezitten en dat een waardestijging in beginsel aan beide partijen toekomt. De man heeft geen bewijs geleverd voor zijn aanspraken op vergoeding van de hypotheekaflossingen en de werkzaamheden die hij heeft verricht. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen feiten en omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het uitgangspunt van gelijke verdeling van de waardestijging moet worden afgeweken. Het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag wordt dan ook afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022.