6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich als zeventienjarige jongen schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van twee jonge vrouwen (hierna ook te noemen slachtoffers), waarbij bij het slachtoffer [slachtoffer 1] sprake is geweest van seksueel binnendringen. Het seksueel misbruik van beide slachtoffers heeft kort na elkaar plaatsgevonden in het huis van het slachtoffer [slachtoffer 1] , toen zij en het slachtoffer [slachtoffer 2] lagen te slapen.
De verdachte heeft misbruik gemaakt van de omstandigheid dat de beide slachtoffers na een verjaardagsfeestje waarbij zij alcohol hadden gedronken lagen te slapen. Hij heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zich onvoldoende rekenschap gegeven van de kwetsbare positie waarin beide slachtoffers zich op dat moment bevonden. Door zijn handelwijze heeft de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers gemaakt. De verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de psychische gevolgen die zijn handelen zou kunnen hebben voor de slachtoffers, en wat de gevolgen voor het [slachtoffer 1] inhielden blijkt uit de toelichting bij de vordering die zij als benadeelde partij heeft ingediend. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hieronder langdurig en op indringende wijze lijden. Daar komt bij dat verdachte in eerste instantie ook geen verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen heeft genomen maar pas later, ten tijde van zijn voorgeleiding bij de rechter commissaris, daarover openheid heeft gegeven. Het is eveneens een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers door het uitblijven van erkenning voor hetgeen hen is aangedaan extra leed ervaren en mogelijk extra psychische schade ondervinden. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 augustus 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is in april 2022 begonnen met behandeling, gegeven door de Waag . De
frequentie van deze behandelcontacten is eenmaal per week. Thuis doet de verdachte het goed, zijn ouders zijn betrokken en liefdevol naar hun kinderen en tonen zich pedagogisch vaardig. De verdachte heeft (bij)sturing nodig wat betreft zijn seksuele ontwikkeling. Het is van groot belang dat hij risico situaties leert herkennen en beoordelen. Dit alles is gericht op het voorkomen van recidive en op een gezonde relatie/seksuele ontwikkeling. De behandeling gegeven door de Waag kan hierin voorzien, controle, aansturing en ondersteuning kan worden gegeven vanuit de jeugdreclassering.
De kans op herhaling van een zedendelict is laag.
De Raad adviseert de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie te opleggen, passend bij de ernst van de verdenking, maar vooral om de noodzakelijke behandeling en begeleiding te onderstrepen en mogelijk te maken. Een aanvullende gedragsinterventie is, wat de Raad betreft, niet van echte meerwaarde, dit geldt ook voor een eventuele taakstraf.
[deskundige 1] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte gemotiveerd is voor zijn behandeling bij de Waag . Hij is in april jl. begonnen met zijn behandeling en het verloopt voorspoedig. De verdachte heeft een goede vertrouwensband met zijn behandelaar waardoor alles besproken kan worden. Voor de behandeling is het belangrijk dat de verdachte leert omgaan met grenzen en dat hij zijn probleemoplossende vaardigheden versterkt. Daarnaast zal herstelbemiddeling onderdeel zijn van de behandeling. De verdachte staat open voor het maken van excuses aan de slachtoffers. De deskundige adviseert om de verdachte één jaar begeleiding van de jeugdreclassering op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
[deskundige 2] , werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het positief is hoe de verdachte zich openstelt voor zijn behandeling en dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd. De verdachte is bereid om aan zichzelf te werken. Hij zal moeten leren hoe hij op een gezonde manier zijn seksuele behoeften kan bevredigen en hoe hij op een verantwoorde wijze alcohol kan drinken. Het zou goed zijn als de jeugdreclassering en de Waag daar aandacht voor hebben. De deskundige kan zich ook vinden in één jaar begeleiding door de jeugdreclassering met een proeftijd van twee jaren.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij (uiteindelijk) zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven over wat er is gebeurd en dat hij, zo heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen, oprecht spijt heeft van de aan hem verweten feiten. De verdachte staat sinds april jl. onder behandeling bij de Waag en die behandeling verloopt goed. De verdachte is gemotiveerd om mee te blijven werken aan zijn behandeling. De rechtbank is van oordeel dat bij de bepaling van de strafmaat en strafmodaliteit gewicht kan worden toegekend aan het feit dat de verdachte zich voor behandeling heeft opengesteld en in het kader daarvan de afgelopen maanden ook de nodige inspanning en zelfreflectie heeft opgebracht. Om die reden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur in dit geval niet passend, te meer nu die de voortzetting van zijn behandeling zou doorkruisen.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank legt een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat er voor de verdachte ruimte moet zijn om deze uit te voeren, naast alle andere verplichtingen die de verdachte al heeft en bij deze uitspraak nog opgelegd krijgt. Daarentegen legt de rechtbank een hogere voorwaardelijke jeugddetentie op aan de verdachte. De rechtbank zal daarom een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen en een jeugddetentie van 123 dagen met aftrek van voorarrest. Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf, te weten 120 dagen, voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.