ECLI:NL:RBDHA:2022:9516
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 1 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van de intrekking van de verblijfsvergunning van de verzoeker en de oplegging van een inreisverbod voor 10 jaren. Het primaire besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning werd genomen op 20 mei 2021. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna de staatssecretaris in een bestreden besluit van 28 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaarde. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd gedaan hangende het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overweegt dat, nu het beroep van de verzoeker ongegrond is verklaard, er geen bezwaar- of beroepsprocedure meer loopt. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.