ECLI:NL:RBDHA:2022:9496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
AWB 21/6800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner, referent [A], te kunnen verblijven. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op de grond dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Daarnaast werd gesteld dat eiseres niet voldeed aan het middelenvereiste en dat zij niet had aangetoond ongehuwd te zijn.

Eiseres ging in beroep tegen het besluit van verweerder, waarbij zij aanvoerde dat er wel degelijk sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om dit aannemelijk te maken, maar dat de door haar overgelegde stukken, waaronder foto’s en andere documenten, onvoldoende waren om de gestelde relatie te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond.

Verder werd in de uitspraak ingegaan op de hoorplicht in bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat verweerder al in het primaire besluit had vastgesteld dat er geen duurzame en exclusieve relatie was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6800

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder),

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een mvv [1] afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Referent is verschenen op zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1968 en heeft de Iraanse nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij haar gestelde partner [A] (referent).
2. Verweerder heeft de aanvraag tot afgifte van een mvv voor het verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ afgewezen, omdat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Daarnaast is ook niet voldaan aan het middelenvereiste en kan referent hier niet van worden vrijgesteld. Verder heeft eiseres niet aangetoond dat zij ongehuwd is. Voor zover al wordt aangenomen dat sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [2] tussen eiseres en referent, valt de belangenafweging in het nadeel van eiseres uit.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Er is wel degelijk sprake van een duurzame en exclusieve relatie. Dat zij geen gelegaliseerde ongehuwdverklaring heeft overgelegd is ten onrechte tegengeworpen, nu zij zich voldoende heeft ingespannen om deze te verkrijgen, en verweerder wel uitgaat van de juistheid en inhoud van het wel overgelegde document. Ook had eiseres vrijgesteld moeten worden van het middelenvereiste [3] . Daartoe is van belang dat verweerder nader onder onderzoek naar de medische situatie van referent had moeten doen. Afwijzing van de aanvraag leidt bovendien tot schending van artikel 8 van het EVRM. Ook is eiseres ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame en exclusieve relatie
4. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate op één lijn is te stellen met een huwelijk. Dit volgt uit relevante regelgeving. [4]
4.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat met de door eiseres overgelegde stukken niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. De overgelegde foto’s van een vakantie in Turkije heeft verweerder onvoldoende mogen achten. De enkele stelling van eiseres dat zij en referent sindsdien veel contact onderhouden via whatsapp, is niet met stukken onderbouwd. Eiseres heeft bij brief van 27 oktober 2021 aanvullende stukken overgelegd: een werkgeversverklaring, een arbeidsovereenkomst, toekenningsbesluiten van de uitkeringen, medische stukken en facturen van aankopen in augustus en september 2021 waarop is vermeld dat dat deze voor eiseres zijn en betaald zijn door referent. Verweerder heeft erkend dat deze stukken weliswaar voor het bestreden besluit zijn ontvangen, maar door een technische fout pas na het bestreden besluit zijn bekeken. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder toen niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat deze stukken onvoldoende zijn om wel te concluderen dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Alleen de overgelegde factuur zou op de gestelde relatie kunnen zien, maar is onvoldoende om de gestelde duurzame en exclusieve relatie aan te nemen. Ook als de overgelegde stukken in samenhang worden beoordeeld, is daarmee niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
4.2.
Verweerder heeft daarnaast aan eiseres terecht tegengeworpen dat eiseres en referent tegenstrijdige informatie hebben verstrekt over het ontstaan van de relatie. Zo heeft referent bij de aanvraag aangegeven dat hij in 2000 naar Nederland is gekomen en dat hij voor die tijd al een relatie zou hebben met eiseres. Toen referent in 2007 een verblijfsvergunning kreeg, zou eiseres inmiddels al zijn getrouwd met een ander. Deze relatie zou zijn geëindigd in 2013. De door referent afgelegde verklaring komt echter niet overeen met de informatie zoals blijkt uit de overgelegde ongehuwdverklaring. Hieruit volgt namelijk dat eiseres op 28 januari 1994 al was gehuwd en dat zij pas op 28 april 2018 is gescheiden. De verklaringen van referent ter zitting hebben geen opheldering kunnen geven.
4.3.
De stelling van eiseres dat het onredelijk is om van haar te verlangen dat zij met verschillende documenten haar relatie onderbouwd, slaagt niet. Zoals hiervoor onder 4. al is overwogen, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate op één lijn is te stellen met een huwelijk. Op grond van artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vb. verleent verweerder een verblijfsvergunning onder de beperking ‘Verblijf als familie- of gezinslid’ aan de vreemdeling die met de desbetreffende referent
een naar behoren geattesteerdeduurzame en exclusieve relatie onderhoudt. Verweerder mag dus van eiseres verlangen dat zij de gestelde relatie met verschillende documenten aannemelijk maakt. Eiseres heeft bovendien niet geconcretiseerd op welke wijze zij belemmerd wordt in het leveren van documenten ter onderbouwing van de gestelde relatie en welke stukken zij nog had willen overleggen.
4.4.
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres mogen afwijzen. Het niet kunnen aantonen van een duurzame en exclusieve relatie is reeds voldoende om de aanvraag af te wijzen. De overige inhoudelijke beroepsgronden zal de rechtbank daarom niet bespreken.
Artikel 8 van het EVRM
5. Ondanks dat eiseres niet voldoet aan alle voorwaarden, zou aan haar alsnog een mvv kunnen worden verleend, als het weigeren daarvan in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Uit het voorgaande volgt echter dat verweerder terecht heeft overwogen dat geen sprake is van een op grond van artikel 8 EVRM te beschermen gezinsleven. Aan een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM wordt dan ook niet toegekomen. Verweerders in dat verband (ten overvloede) gemaakte belangenafweging behoeft daarom geen beoordeling.
Hoorplicht
6. Ten aanzien van de stelling dat in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord, overweegt de rechtbank het volgende. Met betrekking tot het horen in bezwaar is het uitgangspunt de in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb vervatte algemene regel dat er voor het bestuur een hoorplicht bestaat, behoudens de in artikel 7:3 van de Awb genoemde uitzonderingen. Van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is sprake indien, aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, in samenhang met hetgeen in eerste instantie door de vreemdeling is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor. In het primaire besluit is namelijk door verweerder al vastgesteld dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Verweerder heeft toen al vastgesteld dat er sprake was van tegenstrijdige verklaringen. Eiseres is in bezwaar in de gelegenheid gesteld een verklaring te geven en daarnaast de gestelde relatie te onderbouwen. Gelet op hetgeen eiseres heeft aangevoerd, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank concludeert daarom dat de hoorplicht niet is geschonden.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).