ECLI:NL:RBDHA:2022:9491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
NL21.14772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.H. van Akenborgh, had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, afgewezen bij besluit van 11 februari 2021. Het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard in een besluit van 13 september 2021, waartegen verzoeker beroep heeft ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer NL21.14772.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14772

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de rechtbank tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [2] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zaaknummer NL21.14771.