ECLI:NL:RBDHA:2022:9489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
NL21.14919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning voor studie en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning voor studie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit van 4 november 2020, waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken. Eiser stelde dat hij het bezwaarschrift op tijd had verzonden, maar naar het verkeerde adres. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op tijd was verzonden en dat eiser niet kon aantonen wanneer hij dit had gedaan. Bovendien was de verklaring van een vriend van eiser niet voldoende als objectief bewijs.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding, maar ook hieruit bleek niets aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van bezwaar. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en bekendgemaakt op 22 september 2022. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14919
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘studie’ ingetrokken.
Bij besluit van 24 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Ghosh
.Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen op zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Vast staat dat eiser het primaire besluit heeft ontvangen. Dat betekent dat eiser binnen vier weken bezwaar had moeten maken. Eiser stelt dat hij het bezwaarschrift op tijd heeft ingediend, maar naar het verkeerde adres heeft verzonden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank nergens uit gebleken. Eiser heeft het bezwaarschrift niet aangetekend verzonden en hij weet ook niet wanneer hij het bezwaarschrift heeft verzonden. Dit blijkt ook niet uit de verklaring van de vriend. Bovendien is deze vriend geen objectief verifieerbare bron.
3. Vervolgens is de vraag of er sprake is van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding. Daarvan is niet gebleken, nu niet aannemelijk is dat eiser het bezwaarschrift heeft verzonden. De vraag of eiser het primaire besluit al dan niet goed begrepen heeft, is dan ook niet relevant.
4. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.