Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
.Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen op zitting.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning voor studie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit van 4 november 2020, waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken. Eiser stelde dat hij het bezwaarschrift op tijd had verzonden, maar naar het verkeerde adres. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op tijd was verzonden en dat eiser niet kon aantonen wanneer hij dit had gedaan. Bovendien was de verklaring van een vriend van eiser niet voldoende als objectief bewijs.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding, maar ook hieruit bleek niets aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van bezwaar. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en bekendgemaakt op 22 september 2022. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.