ECLI:NL:RBDHA:2022:9486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van zorg- en opvoedtaken voor minderjarige zoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Turkse man geboren in 1971, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel verblijf bij zijn minderjarige Nederlandse zoon, die Unieburger is, op grond van het arrest Chavez-Vilchez. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken voor zijn zoon verricht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 13 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was niet verschenen op de zitting.
De rechtbank overweegt dat de eiser eerder een soortgelijke aanvraag had ingediend, die was afgewezen omdat hij toen niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. In deze procedure moest de rechtbank beoordelen of de eiser nu wel voldoende bewijs had geleverd. De rechtbank concludeert dat de eiser niet met objectieve bewijsstukken heeft aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht. De overgelegde documenten, waaronder een ouderschapsplan en verklaringen van derden, bieden onvoldoende bewijs voor de gestelde zorg- en opvoedtaken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van de eiser in bezwaar, omdat er geen twijfel mogelijk was dat de bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.