ECLI:NL:RBDHA:2022:9486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
NL21.14771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van zorg- en opvoedtaken voor minderjarige zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Turkse man geboren in 1971, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel verblijf bij zijn minderjarige Nederlandse zoon, die Unieburger is, op grond van het arrest Chavez-Vilchez. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken voor zijn zoon verricht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 13 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was niet verschenen op de zitting.

De rechtbank overweegt dat de eiser eerder een soortgelijke aanvraag had ingediend, die was afgewezen omdat hij toen niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. In deze procedure moest de rechtbank beoordelen of de eiser nu wel voldoende bewijs had geleverd. De rechtbank concludeert dat de eiser niet met objectieve bewijsstukken heeft aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht. De overgelegde documenten, waaronder een ouderschapsplan en verklaringen van derden, bieden onvoldoende bewijs voor de gestelde zorg- en opvoedtaken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van de eiser in bezwaar, omdat er geen twijfel mogelijk was dat de bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook referent en de ex-echtgenote van eiser zijn verschenen op zitting. Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1971 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij beoogt verblijf bij zijn minderjarige Nederlandse zoon [A], die Unieburger is, op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] .
2. Verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken voor zijn zoon verricht. Ook is niet aangetoond dat sprake is van een afhankelijkheidsverhouding.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij verricht wel degelijk meer dan marginale zorg- en opvoedtaken voor zijn zoon en er is sprake van afhankelijkheid en heeft daar op zijn minst een begin van bewijs van geleverd. Hij vormt een constante factor in het leven van zijn zoon. Hij heeft zijn zoon erkend en heeft samen met zijn partner het gezag. Ook blijkt dit uit de overgelegde stukken. Verweerder had hier dan ook nader onderzoek naar moeten doen of had moeten horen in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Om in aanmerking te kunnen komen voor het verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez dient volgens het beleid [2] van verweerder onder andere sprake te zijn van daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken ten behoeve van het Nederlandse minderjarige kind en een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen het kind en de vreemdeling dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser eerder een zelfde aanvraag heeft ingediend. Deze aanvraag is afgewezen, omdat eiser toen niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. De vraag die nu aan de rechtbank voorligt is of eiser in deze procedure aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet met objectieve bewijsstukken aangetoond dat dat het geval is. Uit de door eiser overgelegde uitspraak van 9 maart 2021 [3] blijkt dat eiser het gezag over zijn zoon heeft gekregen, maar hieruit valt niet af te leiden dat er sprake is van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. Uit het overgelegde ouderschapsplan volgt dat zijn zoon één keer in de week op een zaterdag of zondag bij eiser zal verblijven. Hieruit blijkt niet welke zorg- en opvoedtaken eiser verricht en hoe de opvoedtaken zijn verdeeld tussen eiser en de moeder van het kind. Eiser heeft ook niet onderbouwd welke belangrijke beslissingen hij als ouder over de opvoeding en verzorging van zijn zoon neemt. Dat eiser met zijn zoon activiteiten onderneemt, zoals een restaurant bezoeken en winkelen, met hem belt en gesprekken voert, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten om te spreken van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. Ook uit de overgelegde stukken blijkt dit niet. De verklaring van de huisarts zegt in het geheel niets over zorgtaken van eiser. Het schooladvies van GGZ Rivierduinen Kristal evenmin. Ook uit de foto’s en de verklaringen van eiser zelf, zijn ex-echtgenote, zijn zoon en een vriend blijkt niet dat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht. Hierin wordt namelijk onvoldoende gespecificeerd op welke wijze eiser daaraan bijdraagt en wat de omvang van die taken is. Hoewel het begrijpelijk is dat zijn zoon veel steun ervaart van eiser en hij het lastig vindt dat de procedure alsmaar voortduurt, kan op basis van de overgelegde stukken niet worden geconcludeerd dat sprake is van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken. Dat eiser sinds 6 mei 2022 ingeschreven staat op het adres van zijn ex-echtgenote en zoon, maakt het voorgaande niet anders.
4.3.
Het beroep op het arrest Chavez-Vilzez slaagt gelet hierop al niet. De vraag of sprake is van een afhankelijkheidsverhouding tussen eiser en zijn zoon hoeft om die reden dan ook niet te worden besproken.
4.4.
Eiser vindt dat verweerder hem ten minste had moeten horen in bezwaar. De rechtbank overweegt dat van het horen in bezwaar alleen mag worden afgezien, als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [4] Het is in beginsel aan eiser om met objectieve bewijsmiddelen aan te tonen dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken verricht. De overgelegde documenten zijn daartoe onvoldoende. Verweerder heeft daarom van het horen mogen afzien.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Uitspraak van de kinderrechter van de rechtbank Den Haag van 9 maart 2021, zaaknummer C/09/602506.
4.Met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht