ECLI:NL:RBDHA:2022:9484
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag mvv op basis van onvoldoende afhankelijkheidsrelatie tussen moeder en meerderjarig kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Jemenitische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om als familie- of gezinslid in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op 9 maart 2021, en het bezwaar daartegen werd op 13 september 2021 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar zoon, die in Nederland woont, en dat zij emotioneel en financieel afhankelijk van hem was. Tijdens de zitting op 13 juni 2022 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een bijzondere afhankelijkheid die de gebruikelijke banden tussen een ouder en een meerderjarig kind overstijgt. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiseres, waaronder haar emotionele en financiële afhankelijkheid, onvoldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van bijkomende elementen van afhankelijkheid zoals vereist door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten de aanvraag af te wijzen en dat er geen schending van de hoorplicht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.